Invloed van de Rabbijnse school van Hillel?

In Het raadsel Jezus stel ik onder andere de vraag of de uitspraken in met name Marcus en Lukas die het gezag van de Torah of een strikte toepassing daarvan ter discussie stellen, afkomstig zijn uit de beweging rond Jezus zelf of niet. Waarschijnlijk zijn de evangelieschrijvers die deze “wetshervormende” uitspraken aan Jezus toeschrijven sterk beïnvloed door Paulus.

Maar het is ook mogelijk dat sommige van deze uitspraken afkomstig zijn uit de School van Hillel, onderdeel van de Farizeese stroming. Wie was deze Hillel?

De Farizeeën

Rond 150 vC ontstond de stroming van de Farizeeën als een beweging van “afgescheidenen” (van פְּרוּשִׁים, pĕrûšîm, wat “apart gezet” betekent). Waarschijnlijk komen de Farizeeën voort uit de Chasīdīm, net als vermoedelijk de Essenen en de Qumran-gemeenschap.

Dr. Robert Eisenmann stelt dat de Farizeeën hun naam mogelijk gekregen op grond van wat in I Makkabeeën wordt beschreven: Een groep chassidim ging niet naar Judas Makkabeüs, maar ging juist in overleg met de tegenpartij, namelijk de door de Seleuciden gesteunde hogepriester Alcimus en de generaal Bacchides.

De Farizeeën stonden voor een benadering die zowel de geschreven Torah als de mondelinge overlevering omvatte. Ze benadrukten de noodzaak om de wet te interpreteren in het dagelijks leven, waardoor de naleving van de wet toegankelijk werd voor een breder publiek. Ze werden geleidelijk ook pragmatischer en zochten compromissen om zich aan te passen aan de veranderende politieke omstandigheden, zoals het omgaan met de (dan inmiddels) Romeinse overheersing.

Geleidelijk ontstonden nieuwe interpretaties van de Joodse Wet en de mondelinge overlevering, en stonden diverse “rabbi’s” op.

Rabbi Hillel

Rabbi Hillel, die leefde van ca. 50 vC tot ca. 10 nC, was één van de meest invloedrijke personen binnen de Farizeese beweging en werd een vooraanstaande Joodse wetsgeleerde. Hij was een afstammeling van koning David. Hij stichtte zijn eigen school: de School van Hillel. Hillel was, samen met tijdgenoot en rivaal Rabbi Shammai, waarschijnlijk het hoofd van het Herodiaanse Sanhedrin, dat opnieuw werd samengesteld nadat Herodes in 37 vC de macht greep en de Makkabeeën vernietigde. Ook was hij de grootvader van Gamaliël, de hogepriester die in Handelingen genoemd wordt. Hillel werd de vader van de Farizese Rabbijnse stroming en leeft in deze traditie voort als een man van vrede, een vriend van alle mensen, een betrokken en ijverig leraar. Hij wordt gezien als een hartstochtelijk geleerde van de joodse geschriften en een man met veel geduld en zelfbeheersing. Hij beschouwde broederlijke liefde als een kernwaarheid van het joodse geloof. In tegenstelling tot zijn rivaal Rabbi Shammai was Hillel een voorstander van een vrije interpretatie van de Joodse Wet. 

Onder leiding van Rabbi Johanan ben Zakkai, die leefde van ongeveer 30 tot 90 nC, vestigden de Farizeeën een academie in Yavneh (Jamnia), wat een belangrijk centrum werd voor Joodse wetgeving en leer. Hier werd de basis gelegd voor wat later de Misjna zou worden. Na de verwoesting van Jeruzalem speelde hij een belangrijke rol in de heropbouw van het Jodendom. Hij maakte van de nederlaag een religieuze transformatie, door het zwaartepunt van het Jodendom van tempel naar Torah te verschuiven. Hij vroeg Vespasianus toestemming voor het centrum in Yavneh. Dit betekende het begin van een nieuwe, door Rome toegestane versie van het Jodendom, die zich afwendde van de messiaanse verwachting en zich richtte op farizeïsche wetinterpretatie en compromis.

Van ongeveer 50 tot 135 nC leefde Rabbi Akiva. Ook hij heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de Joodse mondelinge traditie en de Mishna, maar maakte later een verschuiving naar het messianisme. Akiva was degene die Simon Bar Kochba openlijk als de Messias uitriep, wat laat zien dat hij bewust brak met het afwachtende, moreel-neutrale Jodendom van Johanan ben Zakkai.

De Joodse religieus-wetenschappelijke discussies in de eerste helft van de eerste eeuw gingen over de functie van de sabbat en andere wetten. Hillel en zijn volgelingen leerden dat de wetten bedoeld waren voor het welzijn van de mens, en dat ze niet star nageleefd moesten worden ten koste van het menselijk leven. Deze soepelere benadering van de Torah wordt in de evangeliën ook Jezus in de mond gelegd, zoals bijvoorbeeld in Marcus 2:27:

De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat.

In de Esseense stroming, waarvan de beweging van Jezus waarschijnlijk deel uitmaakte, lag de nadruk juist op een strikte naleving van reinheidswetten en rituele reinheid. De Farizeeën waren juist pragmatischer in het naleven van de reinheidswetten in het dagelijks leven.

Een uitspraak als “Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken” (Marcus 7:15) zou dan ook beter passen bij de filosofie van Rabbi Hillel dan bij andere meer strikte interpretaties van de Joodse wet, zoals die van de Essenen of de school van Shammai. Hoewel deze uitspraak ook uit de gnostiek kan voortkomen.

Er zijn nog meer opvallende gelijkenissen te vinden tussen uitspraken uit de vroege rabbijnse traditie, met name van Rabbi Hillel, en uitspraken die in de evangeliën Jezus in de mond worden gelegd:

Volgens Babylonische Talmoed, Shabbat 31a krijgt Rabbi Hillel een verzoek om de hele Thora samen te vatten. Daarop zegt Hillel: “Wat u zelf haat, doe dat ook een ander niet aan. Dit is de hele Wet; de rest is de uitleg daarvan. Ga heen en leer.”
Volgens Sifra Kedoshim 4:12 zegt Rabbi Akiva: “Heb uw naaste lief als uzelf – dit is het hoogste principe van de Wet.”
Vergelijk opnieuw Matteüs 22:37-40, Marcus 12:29-3 en Lukas 10:27.

Volgens Pirkei Avot 1:12 zegt Rabbi Hillel: “Wees van de leerlingen van Aäron: een vredevorst, die vrede nastreeft, die mensen liefheeft en hen tot de Torah brengt.”
Volgens Matteüs 5:9 zegt Jezus: “Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.”

Volgens Avot de-Rabbi Nathan, 12 zegt Rabbi Hillel: “Mijn vernedering is mijn verheffing en mijn verheffing is mijn vernedering.” en Pirkei Avot 4:10 zegt: “Zit niet te hoog in uw eigen ogen.”
Volgens Marcus 9:35 zegt Jezus: “Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.” en volgens Matteüs 23:11: “De grootste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.”

Volgens Pirkei Avot 2:7-8 zegt Rabbi Hillel: “Wie veel geld verzamelt, verzamelt zorg; […] wie veel Torah verzamelt, verzamelt leven. Wie zich verwerft een goede naam, die verwerft iets voor zichzelf. Wie zich verwerft kennis der wet, die verwerft leven in de toekomende wereld.”
Volgens Matteüs 6:25-26 zegt Jezus: “Maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding?”.

Volgens Pirkei Avot 2:5 zegt Rabbi Hillel: “Oordeel uw medemens niet totdat u in zijn plaats bent geweest.”
Volgens Matteüs 7:1 zegt Jezus: “Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt.”

Volgens Rosh Hashanah 17b zegt Rabbi Huna: “Hij die afziet van zijn recht [om straf te eisen], wordt al zijn ongerechtigheden vergeven.” Hoewel dit een latere uitspraak is, is dit kenmerkend voor het geloof van de Farizeeën en de rabbijnse traditie dat God vergeeft als de mens zelf anderen vergeeft.
Volgens Matteüs 6:14-15 zegt Jezus: “Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar als u de mensen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven.” Hetzelfde principe zien we in het “Onze Vader”-gebed.

Het is heel goed mogelijk dat de leer van Hillel, die zijn leer tegen de strenge school van Rabbi Shammai in bracht, en later de leer van Johanan ben Zakkai en Akiva invloed heeft gehad op de Joodse gemeenschappen in de diaspora. Deze leer zou dan doorgewerkt hebben in de vroege christengemeenschappen en door de evangelieschrijvers aan Jezus zijn gekoppeld. Op die manier kunnen uitspraken van deze rabbi’s in de mond van de Jezus van de evangeliën zijn gelegd, hoewel – nogmaals – de uitspraken ook uit het (joods-) hellenistisch denken afkomstig kunnen zijn.