Zoals gezegd gebruiken de canonieke evangelieschrijvers twee woorden waarmee ze Jezus verbinden aan ofwel de plaats Nazaret ofwel, zoals ik waarschijnlijk vind, aan een beweging: Ναζαρηνός en Ναζωραῖος.
Nazoreeër(s)
Ναζωραῖος (Matteüs en Lukas) en Ναζωραίων (Handelingen) is vermoedelijk niet afgeleid van Nazaret. De Hebreeuwse versie van zowel Nazoreeër als Nazareeër / Nazarener is: Notzri (נׄצְרִי). Dit komt van de stam ne·tser (נֵ֫צֶר, n-ts-r) en het daaraan gerelateerd werkwoord “nātsar”. De grondbetekenis van netser is “spruit”, “loot”, “uitloper”, “twijg”, “telg” of “tak”, een term uit het taalveld van planten en bomen dus.
In de joodse Talmoed vinden we teksten over een “Jesjoe Ha-Notzri”, waarin Notzri van dezelfde stam komt. (Op de vraag of het hier om Jesjoea de Nazarener gaat, zal ik elders op deze website schrijven).
Ik wees er al op dat het onlogisch is dat Matteüs 2:23 het woord Nazoreeër aan Nazaret koppelt in verband met een profetie: “Hij ging wonen in de stad Nazaret, en zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeten: ‘Hij zal Nazoreeër genoemd worden’”, omdat er geen profetie over Nazaret is.
In tegenstelling tot Nazaret werd ne·tser wél in profetische contexten gebruikt om de Messias aan te duiden, namelijk: als een spruit of nakomeling van koning David. “Hij ging wonen in Nazaret” in Matteüs is dan ook waarschijnlijk een latere bewerking (of een misverstand van de samensteller / schrijver van dit evangelie). De oorspronkelijke tekst in Matteüs verwijst waarschijnlijk naar Jesaja 11:1:
“Want er zal een Twijg / Telg opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen.”
Het woord Nazoreeër verwijzen naar de Messias als degene die het koningschap van de lijn van David zal herstellen. Een tekst in de Didache (het onderwijs van de “apostelen”), vermoedelijk één van de oudste teksten uit de beweging van Jezus die we kennen, wijst erop dat het niet (alleen) om het “Messias”-zijn van Jezus ging, maar ook om de “vrucht” die uit deze “telg” van de “wijnstok” zou voortkomen:
We danken u, onze Vader, voor de heilige wijnstok David, uw knecht (of zoon) die u aan ons bekend hebt gemaakt door Jezus uw knecht (of zoon).
Didache 9.2
Hiermee samenhangend zou de naam ook kunnen betekenen dat de Nazareners / Nazoreeërs een nieuwe “tak” waren van een bestaande groep. (Zoals ik op andere pagina’s zal duidelijk maken, kunnen we daarbij met name denken aan de Essenen en concreet aan de beweging van Johannes de Doper.)
In het religieuze spraakgebruik van de Israelieten werd “nātsar” ook gebruikt als metafoor voor het in acht nemen van de Torah en het verbond met Jahweh, gebaseerd op het idee van iets dat voortkomt uit een oorspronkelijke bron, zoals een spruit uit een plant of een nakomeling uit een familie. Deze betekenis van voortzetting of voortplanting kan ook worden geassocieerd met het idee van bewaring of bescherming van de oorspronkelijke lijn of afstamming. Nazoreeërs kan afgeleid zijn van “Notzrei ha-Torah” en dan de betekenis van ‘beschermers’ of ‘bewaarders’ hebben: door de Torah in acht te nemen, werd het verbond met Jahweh in stand gehouden. Van daaruit menen sommige wetenschappers dat de beweging rond Jezus zichzelf beschouwde als ‘wachters van het verbond’ en om die reden in het Aramees nātserājē (‘wacht’ of ‘bewaking’) of nātserājin (‘wachters’) werden genoemd. “Nātserājē” kan verder, opnieuw vanuit de betekenis van voortzetting of voortplanting, ook gebruikt worden om “volgelingen” of “discipelen” aan te duiden.
Het woord nātsar kon ook gebruikt worden voor iemand (een wachter) die op de uitkijk stond. Dan kan het ook de betekenis hebben dat zij als wachters uitzagen naar de komst van de Messias en het Koninkrijk van God (meer hierover: De Qumran-groep).
Ten slotte kan het woord “klein en onooglijk” betekenen. Charles Vergeer oppert dat dit de schrijver van Matteüs ertoe verleid kan hebben om het kleine dorpje Nazaret als vaderstad van Jezus te kiezen.
Gangbare verklaringen verbinden zowel Nazarener (zie onder) als Nazoreeër aan Nazaret, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Nazarener. Ik vind deze niet overtuigend, maar het zou kunnen dat de klankverwantschap wel heeft meegespeeld in de naam.
Ook het woord Nazireeër (dat komt van het Hebreeuwse woord “nazir” dat “afgezonderd” of “gewijd” betekent) is taalkundig niet verwant aan Nazoreeër. We zien echter in het NT wel aanwijzingen dat Johannes de Doper, Jezus en zijn volgelingen de Nazireeërsgelofte aflegden (o.a. Lucas 1:13-15, Lukas 22:16-18, Handelingen 18:18 en 21:23-24). Het is dus niet uit te sluiten dat ook deze klankverwantschap heeft meegespeeld in de naam.
Mijn vermoeden is dat de betekenissen van “nātser” en “nātserājē” op verschillende manieren hebben meegespeeld. De beweging was vermoedelijk in eerste instantie vooral een beweging van “beschermers” of “bewaarders” van de Torah was, dus Notzrei ha-Torah, net zoals de Essenen waarschijnlijk “Osey ha-Torah” (“doeners” van de Torah) waren. Bij het opstaan van Jezus als Messias zou hij de naam “dé Telg” (Jesjoea ha-Netser) kunnen hebben gekregen of aangenomen.
Zoals gezegd is de naam Nazoreeërs de naam van de beweging van Jezus na zijn dood. Verschillende kerkvaders, waaronder Epiphanius en Hiëronymus, schrijven over een christelijke sekte die de Nazoreeërs heet.
Lees verder: Bronnen over de Nazoreeërs.
Dat de beweging deze naam al vóór Jezus had, wordt nog duidelijker als we kijken naar de nog steeds bestaande beweging van de Mandeeërs.
De Mandeeërs: Nazoreeërs van nu
Het woord “Nazoreeërs” leeft tot op de dag van vandaag voort in een bijnaam van de sekte der Mandeeërs (Mandayya), een geloofsgemeenschap met wortels in het oude Mesopotamië, die zegt terug te gaan op Johannes de Doper. De Mandeeërs zijn een van oorsprong Aramese geloofsgroepering die tegenwoordig vooral voorkomt in Irak en Syrië.
Zij, of in ieder geval hun ingewijden, worden “Nasoraeërs” (Nasorayya) en in de Koran Sabiërs (dopers) genoemd. Sommigen vertalen “Nasorayya” (“ܢܨܪܝܼܝܐ”) met “volgelingen”. Het zou dan een verwijzing zijn naar hun geloof in Johannes de Doper, die ze beschouwen als een centrale figuur in hun religieuze traditie, of verwijzen naar het bewaken van het spirituele erfgoed van Johannes de Doper. Ook hier zou het “bewaarders” kunnen betekenen, want de Mandeeërs geloven dat ze een zuivere vorm van het jodendom (!) bewaren.
Een andere mogelijkheid is dat Nazoreeër(s) in dit verband van het Mandeaanse [1] woord Naserutha (kennis) komt. Het woord Mandeeërs komt namelijk van Manda, Aramees voor Kennis (Gnosis). In hun religie zien we veel invloed van het Zoroastrisme, het jodendom en andere oude religies, maar ook overeenkomsten met het christendom en de gnostiek.
De Mandeeërs geloven dus zelf dat ze een restant zijn van de oorspronkelijke beweging rond Johannes de Doper. De evangeliën maken Jezus belangrijker dan Johannes de Doper maar bevestigen wel dat Jezus (Jesjoea) “lid” van dezelfde beweging (en zelfs dezelfde familie) is geweest:
Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden. [2]
Matteüs 3:13
Het combineren van deze gegevens geeft ons een sterke aanwijzing dat de naam “Nazoreeërs” teruggaat op een beweging vóór Jezus. Mogelijk was Jochanan de Doper haar stichter, maar het is goed mogelijk dat de groep die zich Nazoreeërs noemde al vóór de Doper bestond, dus dat Johannes een leider of vertegenwoordiger van deze groep was.
Nazarener(s)
Het gebruik van zowel de term Nazoreeër(s) als Nazarener roept nog meer vragen op. Lukas gebruikt beide termen door elkaar, wat erop lijkt te wijzen dat hij ze als inwisselbaar zag, maar het is mogelijk dat deze inwisselbaarheid pas later is ontstaan en dat de termen in eerste instantie onderscheiden waren.
Het gebruik van twee benamingen om hetzelfde uit te drukken komt vaker voor. Zo gebruikt Flavius Josephus de termen Essênoi en Essaioi om de Essenen aan te duiden.
Nazarener / Nazareeër ligt taalkundig dichter bij de naam van de plaats Nazaret, dus zou “uit Nazaret” kunnen betekenen. Het vreemde is alleen dat het evangelie dat “Nazarener” consequent gebruikt, Marcus, dit verband niet legt.
Het woord dat Marcus vergriekst tot Nazarener zou het Aramese woord Nātserājē (ܢܨܪܐܝܼܝܐ) kunnen zijn. Dit komt van dezelfde stam die we hierboven noemden, namelijk netser / nātsar / nōtsēr. Als dit zo is, dan hebben “Nazarener” en “Nazoreeër” eenzelfde oorsprong en betekenis en zijn ze inderdaad inwisselbaar. Ook het wisselend gebruik van deze en andere verwante woorden in verschillende handschriften en het gebruik van beide termen in Lukas wijst hierop.
Kervader Epiphanius noemt de groepen Νασαραῖοι (Nasareeërs) en Ναζωραῖοι (Nazoreeërs) apart van elkaar. Hij zegt dat de “Nasareeërs” vóór Jezus bestonden en bespreekt de “Nazoreeërs” als een christelijke sekte (dus van ná 30nC) die in zijn tijd nog bestond. Daarbij geeft hij als opmerkelijke vertaling van “Nasareeërs”: Rebellen. Mogelijk is “Nasareeërs” een samentrekking van “Nazoreeërs” met de term “Naassenen” die Hippolytus gebruikt en wat waarschijnlijk een variatie is op “Essenen”.
Lees verder: Bronnen over de Nazoreeërs / Nazareners en Jesjoea als Zelotenleider.
Dit is opnieuw een aanwijzing dat Jesjoea onderdeel was van een reeds bestaande beweging.
In mijn ogen onderscheidde Epiphanius de Nasareeërs van de Nazoreeërs omdat in de traditie de beweging vóór Jezus volledig losgekoppeld is van de beweging ná Jezus. Paulus en in zijn navolging de evangelisten en de latere orthodoxie zagen hun Jezus Christus als begin van een nieuwe werkelijkheid en namen bewust afstand van de Joodse wortels.
Lees hierover meer in:
Volgens een aantal deskundigen gaat het hier dan ook in beide gevallen om dezelfde beweging. Als de naamgeving “Nazoreeër” voor Jezus en “Nazoreeërs” voor de eerste “christenen” in Handelingen oorspronkelijk is, is het aannemelijk dat de groep met dezelfde naam die we in de historische bronnen vinden, afstamt van deze oorspronkelijke groep Nazoreeërs in Judea. Dit standpunt wordt o.a. ingenomen door J.C. Plooy. Plooy schrijft hierover:
“Het [is] niet aannemelijk, dat een joods-christelijke sekte die pas na de opstand buiten Palestina gesticht werd, zich hetzelfde zou noemen als de christelijke gemeenschap in Judea, die al lange tijd bekend geweest was als ‘de nazoreeën’ (Handelingen 24:5). Zoals ook bij andere sekten het geval is, zou deze sekte genoemd zijn naar de stichter of naar een kenmerkende eigenschap. Het gebruik van de naam ‘nazoreeën’ zou misverstand hebben gewekt, als het niet om dezelfde groepering ging.[…] Dat Jakobus de Rechtvaardige, een broer van Jezus, omstreeks het jaar 35 de leider van de nazoreeën geworden is, staat historisch vast.[…] Dit alles wijst erop dat de gemeenschap der nazoreeën in Judea – waaruit de christenen zijn voortgekomen – niet pas op de Pinksterdag in het jaar 33 is ontstaan, maar al veel langer bestond. De christelijke gemeenschap der nazoreeën waarvan Jakobus de Rechtvaardige enkele jaren na de Pinksterdag de leider zou worden, was een voortzetting van een joodse gemeenschap van nazoreeën die al geruime tijd voor het ontstaan van het christendom bestond en waartoe behalve Jakobus ook Johannes de Doper en Jezus hebben behoord. Dat was ook de reden waarom de christenen in Judea niet ‘christenen’, maar ‘nazoreeën’ genoemd werden: dat was de naam waaronder zij al generaties lang bekend waren.”
Bron: https://www.jcplooy.nl/jezus/nazoreeen.html
Het was vermoedelijk een beweging die al vóór het begin van onze jaartelling bestond. Het feit dat de Mandeeërs teruggaan op Johannes de Doper en het noemen van een voorchristelijke sekte door Epiphanius ondersteunen de opvatting dat de Nazoreeërs een bestaande beweging vormden, bij wie Jesjoea zich heeft aangesloten en die met hem een beslissende wending heeft gekregen.
Conclusie
Het duiden van de termen “Nazarener” en “Nazoreeër” in de evangeliën en Handelingen is gecompliceerd. Duidelijk is:
- Jezus (Jesjoea) was “lid” van dezelfde beweging als Johannes de Doper.
- Het bestaan van de Mandeeërs en hun gebruik van de naam “Nasorayya” is een sterke aanwijzing dat de naam “Nasareeërs” / “Nazareners” / “Nazoreeërs” tenminste teruggaat op Johannes de Doper.
- Epiphanius stelt dat de “Nasareeërs” vóór Jezus bestonden.
- Jezus wordt door de evangelisten “Nazarener” of “Nazoreeër” genoemd.
- In Handelingen worden de volgelingen van de beweging na Jezus’ dood ook “Nazoreeërs” genoemd.
- De kerkvaders noemen de “Nazoreeërs” als een Joods-christelijke sekte.
Ik vind het daarom aannemelijk dat “Nazarener” en “Nazoreeër(s)” te herleiden zijn tot de naam van een vóór Jezus bestaande beweging en dat die beweging de oorsprong is van de hedendaagse Mandeeërs én van het Christendom. Mogelijk werden beide termen al in die tijd als synoniemen gebruikt.
Ik vind het ook aannemelijk dat de door de evangelieschrijvers geconstrueerde Jezus is gekoppeld aan de plaats Nazaret om de relatie met de oorspronkelijke beweging of Jezus’ missie als “Telg” weg te poetsen. Het is niet uit te sluiten dat Jezus of de beweging van de Nazareners toch een relatie had met Nazaret – aangezien Jesjoea en zijn volgelingen wél uit Galilea kwam – maar verwijzen ze vooral naar de betekenissen van de stam netser / nātsar / nōtsēr en verwante Aramese woorden als “nātserājē”.
Wat waren de vermoedelijke verbanden tussen deze Nazareners / Nazoreeërs en andere bewegingen in het Jodendom van die tijd?
Lees verder: Nazoreeërs, Essenen, Zeloten.
[1] Het Mandeaans is een Aramese taal die wordt gebruikt in de liturgie en heilige teksten van de Mandeeërs. Wetenschappers geven aan dat deze taal inderdaad mogelijk teruggaat tot rond het begin van onze jaartelling.
[2] Marcus 1:9 zegt: “In die tijd kwam Jezus vanuit Nazaret, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen.” Net zoals Matteüs dat in 2:23 doet, plaatst Marcus Jezus hiermee in Nazaret (hoewel niet als woonplaats!). We hebben gezien dat dit bij Matteüs (met opzet of door onkunde?) een onlogische tekst oplevert. Maar in de teksten van Matteüs en Lukas, die waarschijnlijk de tekst van Marcus als bron gebruikt hebben, vinden we “uit Nazaret dat in Galilea ligt” niet:
Matteüs 3:13: “Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden. “
Lukas 3:21: “Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was gedoopt en hij aan het bidden was, werd de hemel geopend.”
Aangezien Marcus in 2:1 zegt dat Jezus in Kafarnaüm woonde en de relatie tussen Nazaret en Nazarener niet legt, vermoed ik dat in de tekst van Marcus de bijzin “uit Nazaret dat in Galilea ligt” een latere toevoeging is.
Geef een reactie