Als we denken over de beweging van de Nazoreeërs als “wachters van het verbond” of “zij die uitzien naar de Messias” (zie De betekenis van de naam Nazareners / Nazoreeërs), dan dringt ook de associatie tussen de Nazoreeërs en de zogenaamde Qumran-sekte zich op. Qumran, een plaats op de Westelijke Jordaanoever aan de noordwestkust van de Dode Zee in de buurt van Jericho, is de plaats waar de Dode Zeerollen gevonden zijn en waar een kleine gemeenschap geleefd heeft die verwant is aan de beweging van de Essenen.
In een eerder artikel besprak ik al de beweging van de Essenen zoals die door geschiedschrijvers wordt genoemd. Deze geschiedschrijvers schreven allemaal ruim ná het ontstaan van de beweging zelf (en overigens ook na het vermeende leven van Jezus). Omdat er dus geen eigentijdse joodse bronnen zijn die spreken over de beweging van de “Essenen”, is de relatie tussen de Qumran-groep en de “Essenen” van Josephus en Philo niet volledig helder te krijgen.
Net zoals dat geldt voor de relatie tussen deze bewegingen en die rond Jezus de Nazoreeër. Maar dat die relatie er is, zal ik laten zien.
De Dode Zeerollen
In 1947 werden in de buurt van de nederzetting van Qumran een aantal boekrollen ontdekt in een grot. Vervolgens werden tussen 1947 en 1956 in elf grotten nog meer boekrollen ontdekt. Deze boekrollen hebben samen de naam “De Dode Zeerollen” gekregen. Het is een collectie handschriften van meer dan 900 documenten, inclusief ruim 200 handschriften van de Hebreeuwse Bijbel (Tenach). Ze zijn geschreven in het Hebreeuws, Aramees en Grieks. Ze dateren uit de periode ca. 250 vóór Christus tot ca. 50-65 n.Chr. Waarschijnlijk zijn ze rond 68 nC (de Joodse Opstand) verstopt in de grotten.
Een deel van de teksten wijst erop dat er bij Qumran een afgescheiden priesterlijke gemeenschap heeft geleefd, zoals: “We hebben gebroken met de meerderheid van het volk en geweigerd met hen te vermengen of met hen mee te gaan in deze zaken.” (4Q 397-399).
Ook de homogeniteit van beelden en woordgebruik van document op document bevestigt dit. Een aantal teksten biedt inzicht in de geloofspraktijken, regels en overtuigingen van de gemeenschap. Sommige zijn specifiek gericht op praktische zaken zoals de organisatie van de gemeenschap, andere teksten geven informatie over de overtuigingen van de gemeenschap. De groep hield zich onder andere bezig met het zoeken naar de beste interpretatie van de Hebreeuwse Bijbel, met name van de messiaanse profetieën.
In de Qumran-boekrollen staat bijvoorbeeld:
“Zij die volgens deze regels lid zijn geworden van de Gemeenschap in Israël, zullen zich afzonderen van de woonplaatsen der goddelozen en in de wildernis trekken om de weg voor Hem te bereiden, zoals geschreven staat: bereid in de wildernis de weg van [JHWH], maak recht in de woestijn de weg voor onze God. Deze weg is de studie van de Wet die Hij ons heeft gegeven door Mozes’ handen.’”
Qumran en de Essenen
De Dode Zeerollen bevatten dus fragmenten die duidelijk maken dat het gaat om een beweging van mensen die zich hebben teruggetrokken uit de rest van de Joodse samenleving.
Als we de gegevens van Josephus, Philo en Plinius naast de teksten van de Dode Zeerollen leggen, is het waarschijnlijk dat de gemeenschap van Qumran verwant was aan de beweging van de Essenen, maar dat er ook verschillen waren: in Qumran leefde een separatistische kloostersekte en daarbuiten leefden groepen die zich niet helemaal afzijdig hielden van de samenleving en waar bijvoorbeeld de mannen wel in het huwelijk traden.
Over het algemeen wordt aangenomen dat de Qumran-sekte een afsplitsing is van de Essenen, maar er zijn ook onderzoekers die denken dat de Essenen zijn ontstaan uit de Qumran-sekte. Qumran zou dan een centrum of beginpunt zijn voor de bredere Esseense beweging die zich van daaruit verspreidde in Judea en Galilea en waarschijnlijk naar Perea en noordelijker. Verder verwijst het Damascus Document (onderdeel van de Dode Zeerollen en vaak aangeduid als CD) naar Damascus als een plaats of regio waar de gemeenschap naartoe zou zijn gevlucht of waar hun leiderschap was gevestigd.
Chasīdīm: Essenen en Farizeeërs als loten uit dezelfde stam
1 Makkabeeën 2:29-30In die tijd trokken velen die rechtvaardig wilden leven en wilden vasthouden aan de wet, naar de woestijn. Daar vestigden ze zich samen met hun kinderen, hun vrouwen en hun vee, want de toestand was ondraaglijk geworden.
De Qumran-groep, de Essenen én de Farizeeën komen volgens sommige wetenschappers allemaal voort uit deze Chasīdīm. J.C. Plooy schrijft hierover:
Even verderop, in 1 Makkabeeën 2:42, wordt deze groep aangeduid als chasīdīm. De chasidische beweging was omstreeks 200 v.Chr. ontstaan. […] Een groot deel van hen zonderde zich omstreeks 130 v.Chr. af in de woestijn van Judea. […] Hiertoe behoorde onder meer de gemeenschap van Qumran.
https://www.jcplooy.nl/jezus/nazoreeen.html
Deze “Chasidim” (vromen) vormden een groep die tijdens de Makkabese opstand ijverde voor de strikte naleving van de Torah en de Joodse tradities. Ze namen afstand van de Griekse heersers en van groepen die met die machthebbers heulden, zoals de Sadduceeën, die vooral uit aristocratische en priesterlijke kringen kwamen.
Uit de Chasisim ontwikkelden zich de Farizeeën (Afgescheidenen), maar ook een beweging die zich nog meer afzonderde: de beweging van Qumran en de daaraan verwante Essenen. Dr. Robert Eisenmann stelt dat de Farizeeën hun naam mogelijk gekregen op grond van wat in I Makkabeeën wordt beschreven: Een groep chassidim ging niet naar Judas Makkabeüs, maar ging juist in overleg met de tegenpartij, namelijk de door de Seleuciden gesteunde hogepriester Alcimus en de generaal Bacchides.
De Farizeeën stonden voor een benadering die zowel de geschreven Torah als de mondelinge overlevering omvatte. Ze benadrukten de noodzaak om de wet te interpreteren in het dagelijks leven, waardoor de naleving van de wet toegankelijk werd voor een breder publiek. Ze werden geleidelijk ook pragmatischer en zochten compromissen om zich aan te passen aan de veranderende politieke omstandigheden, zoals het omgaan met de (dan inmiddels) Romeinse overheersing.
De Essenen ontwikkelden zich als een veel strengere en isolationistische beweging die vijandig stond tegenover de buitenlandse overheersing. Ze geloofden dat de tempel en het priesterschap in Jeruzalem corrupt waren en dat de hele samenleving onzuiver was geworden. Daarom trokken ze zich terug in afgelegen gemeenschappen.
Plooy ziet de Qumran-groep als een denominatie van de Essenen en baseert zich in zijn beschrijving van de Essenen op de Dode-Zeerollen:
De belangrijkste verschillen tussen de farizeeën en de essenen (Plooy bedoelt dus de Qumran-groep) waren aanvankelijk, dat de farizeeën de Tōrā minder strikt uitlegden, van mening waren dat ook anderen dan priesters – met name ook schriftgeleerden en rabbi’s – bevoegd waren om de Tōrā uit te leggen, en meer belang hechtten aan de tempeldienst dan aan de vraag wie hogepriester mocht zijn. Later kwam daar nog bij, dat zij het isolationisme van de essenen afkeurden, hun apocalyptisch messianisme verwierpen, meer nadruk legden op praktische levensheiliging dan op het uitvoeren van reinigingsrituelen, en aan de uitwerking van de Tōrā in hun religieuze wetgeving (de halāchā) even veel gezag toeschreven als aan de Tōrā zelf. Deze verschillen namen echter niet weg, dat de farizeeën en de essenen loten waren van dezelfde stam en dat de spiritualiteit van de chasīdīm in beide groeperingen voortleefde. Zij verschilden daarin wezenlijk van andere joodse groeperingen, zoals de hellenisten en de sadduceeën.
Datering van de gemeenschap in Qumran en de rollen
Er is onder wetenschappers veel verschil van mening over de datering van de gemeenschap in Qumran. Archeologische opgravingen in Qumran (vooral door de vondst van munten) lijken erop te wijzen dat de gemeenschap ongeveer 140 vC is gestart, maar het is niet uit te sluiten dat die start in werkelijkheid (veel) later was. Sterker nog, er zijn ook munten van de Messiaanse Bar Kochba Opstand van 132-136 nC gevonden in Qumran.
Er zijn meer tekenen van bewoning gevonden die wijzen op de eerste eeuw vC. Er woonden waarschijnlijk nooit meer dan enkele honderden mensen in Qumran. Waarschijnlijk werd de gemeenschap rond 31 vC verwoest door een aardbeving. Na enkele tientallen jaren werd het dorpje herbouwd en bewoond tot aan tenminste de verwoesting ervan door de Romeinen in 68, maar – op grond van de genoemde vondst van munten van 132-136 nC – ook daarna nog.
De vondst van de munten toont ook aan dat de gemeenschap niet volledig geïsoleerd leefde en dat er verbanden waren met de bewegingen van verzet tegen de Romeinen.
Ook over de datering van de Dode Zeerollen is verschil van inzicht. De heersende hypothese is dat de documenten allemaal dateren van vóór 50 vC maar dat ze rond 68 nC verborgen zijn. Maar dit zou betekenen dat de gemeenschap in de periode van 50 vC tot op zijn minst 68 nC geen enkel geschrift meer produceerde en dat ze daarmee honderd jaar van de meest betekenisvolle en bewogen Palestijnse geschiedenis negeerde. Verder kunnen veel – in symbolische taal verstopte – verwijzingen in de rollen goed verklaard worden bij een herkomst uit de eerste eeuw nC, zoals de “Slechte Priester”, de apocalyptische oorlog, verraad van de priesterklasse en onrechtvaardige rijkdom.
Oorlogstaal in de Dode Zeerollen
De gemeenschap in Qumran was zoals gezegd fel gekant tegen de buitenlandse overheersing. Ze was ook en vooral een strijdbare, nationalistische en apocalyptische (in feite: Zelotische) gemeenschap, wat onder andere blijkt uit de Oorlogsboekrol.
De Oorlogsboekrol, ook bekend als de Oorlog der Zonen van Licht tegen de Zonen van Duisternis, beschrijft een apocalyptische visie op een eschatologische strijd tussen de krachten van het licht, vertegenwoordigd door de rechtvaardigen of de “Zonen van Licht”, en de krachten van duisternis, vertegenwoordigd door de goddeloze of de “Zonen van Duisternis”.
De strekking van de Oorlogsboekrol is dat de rechtvaardigen, die zichzelf als de zuivere bewaarders van Gods waarheid beschouwen, uiteindelijk zullen triomferen over het kwaad en de goddelozen. De tekst biedt ook morele en religieuze instructies aan de rechtvaardigen, inclusief de voorschriften voor gemeenschapsleven, gebeden, en het belang van gehoorzaamheid aan de Wet.
Eisenmann en Wise wijzen ook op 4Q471: “De dienaren van de duisternis” en schrijven hierover:
Ook deze zeer belangrijke tekst houdt verband met de Oorlogsrol. De gewelddadigheid, de xenofobie, het bezielde nationalisme en de bezorgdheid om de Rechtvaardigheid en de Oordelen van God tekenen het hele stuk. Hoewel deze zowel een metaforische als een concrete betekenis kunnen hebben, kan men onmogelijk ontkennen dat de schrijvers van deze teksten waren doortrokken van het ethos van een strijdbaar leger voor God, en bepaald geen vreedzame, teruggetrokken gemeenschap vormden. Hun geest is onbuigzaam en zonder compromis.
Eisenmann, R., & Wise, M. (1993). De Dode-Zeerollen onthuld. Uitgeverij De Haan. P. 35.
Eisenmann en Wise denken zelfs dat deze nationalistische, strijdbare overtuigingen onder een meerderheid van de Joodse bevolking leefden:
Het gaat niet te ver als we deze mentaliteit van extreme apocalyptische ‘ijver’ als de overheersende zien – niet de mentaliteit van Farizeeën of Herodianen, zoals tot nu toe de populaire opvatting was, maar meer die van ‘oppositionele’ groepen en anderen die als ‘sektarisch’ werden beschouwd in het Jeruzalem van die tijd.
De ‘Zeloten’ maakten daar zeker deel van uit, net als waarschijnlijk de groep die we nu ‘joodse christenen’ noemen, namelijk die ondersteuners van de Jeruzalemse Kerk of volgelingen van Jakobus de Rechtvaardige die in Handelingen 21:21 ‘ijveraars voor de Wet’ worden genoemd.
Eisenmann, R., & Wise, M. (1993). De Dode-Zeerollen onthuld. Uitgeverij De Haan. P. 73.
Op het hier genoemde verband tussen de Qumran-gemeenschap, de Zeloten en de beweging rond Jezus en Jakobus ga ik hier en hier verder in.
De Leraar
Een aantal teksten in de Dode Zeerollen noemt een zekere “Leraar van Rechtvaardigheid” of “Ware Leraar” als een leider of spirituele gids van de groep. De tekst beschrijft hoe de Leraar hen heeft gebracht tot een leven van broederschap, waarin ze samenleefden volgens door JHWH gegeven regels en principes.
In de Habakkuk Pesher wordt gezegd dat de stichting van de gemeenschap 390 jaar na de verovering van Jeruzalem door Nebukadnezar plaatsvond. Als we dit letterlijk zouden nemen, zou dit betekenen dat de gemeenschap rond 196 vC ontstond. De interpretatie van de meeste wetenschappers is echter dat de verovering anders werd gedateerd dan nu. Vaak wordt de start van de beweging gedateerd rond 140 tot 100 vC.
Deskundigen Michael Wise en James D. Tabor dateren de Leraar ongeveer aan het einde van de regering van Alexander Jannaeus (103 – 76 vC). Zij doen dit op grond van twee argumentaties:
- De Habakkuk Pesher in de Dode Zeerollen zegt: “”God liet hen niet toe de juiste weg te vinden, en zij dwaalden als blinden gedurende twintig jaar.“. Daarna kwam de Leraar van Rechtvaardigheid om hen te leiden en onderwijzen. Als de gemeenschap aan het begin van de eerste eeuw vC ontstond, kom je uit rond het jaar 80-75 vC.
- De interpretatie van Michael Wise van een aantal symbolische titels die in de teksten voorkomen, zoals “de Woedende Leeuw” of “de Koning van Woede” en “de moeder van de natie”. Hij interpreteert deze als Alexander Jannaeus en Salome Alexandra. Ook zijn er teksten over een burgeroorlog en politieke onrust, die hij interpreteert als de strijd om de troon tussen Hyrcanus en Aristobulus. Ten slotte lijken er verwijzingen naar de regering en bouwprojecten van Herodes de Grote.
Het is echter de vraag of we de getallen 390 jaar en 20 jaar moeten zien als werkelijke tijdsrekeningen of eerder als symbolische getallen zoals die meer voorkomen in de apocalyptische en profetische literatuur. In het bijbelboek Daniël wordt 490 jaar (zeventig jaarweken) beschreven als de tijd van Israëls verlossing. De apocalyptische verwachtingen in de Dode Zeerollen ontlenen veel aan de profetieën uit Daniël. De 390 jaar in de Dode Zeerollen kan gezien worden als een onderdeel van deze periode van verval, met mogelijk de resterende 100 jaar als een tijd van vernieuwing of oordeel, die afloopt met de komst van de Messias. De 20 jaar (de helft van het symbolische getal 40 jaar, zoals bijv. de 40 jaar dat het volk Israel in de woestijn geleefd zou hebben) kan worden gezien als een periode van beproeving en voorbereiding, waarin de gemeenschap werd voorbereid op de komst van de Messias.
Hetzelfde geldt voor de interpretatie van de symbolische titels. Zo kan de aanduiding “moeder” wijzen op Israël als moeder van het verbond en “koningin” op het verheven, gekozen volk van God. De titel “Woedende Leeuw” kan op diverse heersers slaan, bijvoorbeeld op Pontius Pilatus die bekend stond om zijn harde optreden tegen opstanden en vijanden van Rome zoals – naast uiteraard de kruisiging van Jezus – de kruisiging van de deelnemers aan de Samaritaanse Opstand rond het jaar 36 nC.
Dr. Robert Eisenmann plaatst de “sektarische teksten” 1 en dus de belangrijkste periode van het bestaan van de gemeenschap in de eerste eeuw nC. Als argument hiervoor wijst hij o.a. op de Habakkuk Pesher waar staat dat “de heidenen de Tempel plunderen”. Flavius Josephus schrijft specifiek dat er bij de Romeinse overname door Pompey in 63 vC én bij de aanstelling van Herodus in 37 vC nog geen sprake was van het schenden van de tempel; dit gebeurde pas aan het einde van de Joodse Opstand onder keizer Titus in 70 nC. Omdat alle sektarische teksten hetzelfde taal- en woordgebruik hebben, dezelfde personen noemen en in basis dezelfde oriëntatie hebben, concludeert hij dat de andere teksten van de gemeenschap ook rond de tijd van de Joodse Opstand moeten zijn geschreven.
Ook wordt in de Habakkuk Pesher gesproken over het “huis van zijn ballingschap” met betrekking tot “de Slechte Priester”, zeer waarschijnlijk de hogepriester van de elite. Dit kan volgens Eisenmann alleen slaan op de periode vanaf ongeveer 30 tot 60 nC waarin de hogepriesters van de Romeinen hun huis niet uit mochten tijdens Joodse feestdagen.
Eisenman stelt dat de “Rechtvaardige Leraar” dezelfde is als Jakobus (Ja’akov) de Rechtvaardige, de “broeder van Jezus”, die van 30 tot 60 nC de leider was van de groep die wij nu “de eerste Joodse christenen” noemen (maar die beter “de Weg” of de Nazoreeërs kan worden genoemd). Hij onderbouwt dit uitvoerig en gedetailleerd in “The New Testament Code” (2006). Hierover later / elders meer.
Jakobus werd door de hogepriester Ananus ben Ananus (Annas, de zoon van Annas, ook wel Ananias genoemd) vermoord, wat overeenkomt met de beschrijving van de moord op de Rechtvaardige Leraar door de “Slechte Priester” in de Habakkuk Pesher (Eisenmann, R. (2006). The New Testament Code. Watkins Publishing).
Echter, in de Nahum Pesher (4Q169) wordt ook de “Woedende Leeuw”, vermoedelijk een koning of heerser, in verband gebracht met de dood van de Leraar van Rechtvaardigheid. In het geval van de dood van Jakobus was er geen sprake van medewerking van de Romeinse procurator van dat moment, Albinus, of de vazal-tetrach Herodes Agrippa II. Sterker nog, de hogepriester Ananus werd afgezet door Albinus, de Romeinse procurator van Judea, vanwege de moord op Jakobus.
Ook vind ik Eisenmanns standpunt dat alle “sektarische teksten” in dezelfde tijd zijn geschreven, niet waarschijnlijk.
Opzichters / bisschoppen
De beweging die de Dode Zeerollen heeft achtergelaten had leiders die “Mebakker” worden genoemd. Dit kunnen we vertalen met “opzichter” of “bisschop” en is een woord dat later ook in de christelijke gemeenschappen wordt gebruikt voor leiders. Deze leider trad onder andere op als “rechter” binnen de gemeenschap, staat volgens de ‘Gedragsregels’ boven de Gemeenschapsraad en heeft volgens het Damascusdocument absoluut gezag over de Gemeenschap en haar kampen (Eisenmann, R., & Wise, M. (1993). De Dode-Zeerollen onthuld. Uitgeverij De Haan. P. 206).
Spirituele interpretatie?
Sommige onderzoekers hebben gesuggereerd dat er binnen de Qumran-gemeenschap een neiging was om traditionele Joodse feesten en rituelen een vergeestelijkte betekenis te geven.
Eén van de belangrijkste geschriften uit de Dode Zeerollen, de “Tempelrol” (11Q19), beschrijft nauwgezet de opbouw en het functioneren van een ideale tempel. Het gaat dan niet alleen om de fysieke aspecten van de tempeldienst, maar het geeft ook een symbolische betekenis aan verschillende rituelen en tijden.
De leden van de Qumran-sekte geloofden namelijk dat hun gemeenschap, afgesneden van Jeruzalem, de ware tempel vormde. Zij zagen “juist aangeboden gebeden” en “het vervolmaken van hun Weg” als vervanging van offers in de tempel van Jeruzalem; zij verzoenden zich “zonder het vlees van brandoffers en het vet van slachtoffers”. Hierdoor krijgen ook de Joodse feesten een meer symbolische en spirituele betekenis.
Het eschaton, het Messianisme en de Sterprofetie
Uit de Dode Zeerollen blijkt dat de groep uitkeek naar een dramatische verandering in de toekomst, wat door moderne wetenschappers “de eschaton” wordt genoemd. Het woord “eschaton” komt van het Griekse ἔσχατα (“de laatste dingen”). Dit woord is misleidend, want net als de andere Joden geloofden de priesters in Qumran niet dat de wereld zou eindigen. Wel dat er een grote oorlog zou uitbreken (1QM) die de heidense onderdrukkers zou vernietigen. We noemen hun denken ook wel apocalyptisch messianisme.
De grote oorlog zou namelijk worden gevolgd door de vorming van een ordelijke, JHWH-getrouwe samenleving onder de Messias.
Sommige deskundigen interpreteren de Dode Zeerollen op zo’n manier dat er sprake zou zijn van twee messiassen:
- De eerste messias zou de Messias van Aäron zijn, een priesterlijke messias, iemand die de Wet en de tempeldienst bewaakt.
- De andere zou de aardse Messias van Israël zijn, de Zoon van David, die optreedt als wereldlijk leider.
Hierbij moet opgemerkt worden dat er ook teksten zijn waarop de twee functies (priesterlijk en koninklijk) in één persoon samensmelten, of waarbij verschillende lagen van verwachtingen door elkaar lopen, bijvoorbeeld in de Hymnenrol (1QH). Hier wordt een Messias beschreven die zowel leraar, koning als priester lijkt te zijn.
De verwachting was verbonden met esoterische kennis, zuiverheid van leven, en vernieuwd leiderschap van Israël — zowel geestelijk als wereldlijk. Volop worden in de Dode Zeerollen de profetieën van Jesaja en Daniël genoemd in een Davidische Messias-ideologie, dus het idee dat de Messias, een afstammeling van David, de overheersers zou overwinnen en Israel zou herstellen. Ook wordt hieraan de zogenaamde “Sterprofetie” gekoppeld. De bron voor de Sterprofetie is de profetie van Bileam uit het boek Numeri 24:17: “Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.” Dit werd van oudsher geïnterpreteerd als een profetie over de komst van de Messias en ook op deze manier door de Qumran-gemeenschap uitgelegd.
Josephus zegt later dat een interpretatie van deze profetie de belangrijkste reden was voor het uitbreken van de Joodse Opstand (66 nC) en hetzelfde zien we terug in de opstand van Bar Kochba (132-136 nC), wiens naam “zoon van de ster” betekent en die door velen gezien werd als de vervulling van deze profetie.
Niet toevallig laat Matteüs een ster verschijnen in het Oosten en boven de stal.
In sommige teksten lijkt de Messias van Aaron belangrijker te zijn dan de Messias van Israël, bijvoorbeeld in de Gemeenschapsregel (1QS IX, 11), waar bij de maaltijd de deelnemers in volgorde van belangrijkheid binnenkomen: eerst de priesterlijke Messias, dan de priesters, dan pas de Messias van Israël en dan de rest. De priester (Messias van Aaron) is voorzitter en zegent de anderen, wat wijst op zijn hogere status. De Qumran-gemeenschap had dus een vooral priesterlijk gericht Messianisme.
We zien verwijzingen naar deze discussie over wie de hogere status heeft in o.a. het Evangelie van Matteüs waar de moeder van Jakobus en Johannes vraagt of haar twee zonen naast Jezus mogen zitten.
Met deze laatste punten hint ik al op een onderwerp dat we uitgebreid gaan uitdiepen, namelijk de verbanden tussen de rollen en gemeenschap van Qumran met de Nazoreeër-beweging van Jesjoea (Jezus).
Lees verder: Verbanden tussen Jesjoea en de Dode Zeerollen
- In de studie van de Dode Zeerollen worden de teksten die door de gemeenschap of sekte zelf zijn geschreven vaak aangeduid als sectarische of gemeenschapsteksten. Deze teksten zijn specifiek aan de Qumran-gemeenschap verbonden en bevatten hun regels, rituelen, theologie, en hun visie op de wereld. Ze vormen een onderscheidende categorie binnen de Dode Zeerollen, omdat ze afkomstig zijn van de sekte zelf en geen kopieën van Bijbelse of andere joodse geschriften zijn. ↩︎
Geef een reactie