Zoals gezegd zijn de evangeliën geen historische verslagen, maar geloofsgetuigenissen. De eerste versies zijn pas ná het jaar 70 nC geschreven en daarna hebben ze een proces ondergaan van bewerking en aanvulling.
Wat kunnen we zeggen over de bronnen van de evangeliën? Hoe denken wetenschappers hierover? Waar komen de uitspraken vandaan die we lezen in de evangeliën? En welke vragen roept dit op?
Minimaal twee bronnen
Ik noemde in Geen ooggetuigenverslagen al dat veel wetenschappers veronderstellen dat er twee brondocumenten waren waarvan Lukas en Mattëus gebruik gemaakt hebben: 1. een vroege versie van Marcus en 2. een mondelinge of schriftelijke “spreukenbron” (Q).
Deze hypothese vind ik zelf ook het meest waarschijnlijk, maar daarbij denk ik dat de schrijver van het evangelie van Marcus op zijn beurt ook weer gebruik heeft gemaakt van bronnen.
Ook vermoed ik dat de “spreukenbron” invloed heeft ondergaan van verschillende andere bronnen.
Welke bron gebruikte de schrijver van Marcus?
Marcus schreef waarschijnlijk vlak na de verwoesting van Jeruzalem, dus kort na 70 nC. Hij schreef waarschijnlijk in Rome of een andere Romeinse omgeving en in ieder geval niet in Palestina.
Op een behoorlijk aantal plaatsen in het geschrift beschrijft de schrijver een werkelijkheid die moeilijk te rijmen is met de historische context van Judea en Galilea in de eerste helft van de eerste eeuw. Hij lijkt op verschillende plaatsen oorspronkelijke verhalen te hebben herschreven of aangepast om ze aan te laten sluiten bij de Hellenistische en Romeinse context en literaire en theologische elementen in te voegen die relevant waren voor zijn publiek.
Ik werk dit verder uit in Marcus’ Romeinse evangelie.
Mijn conclusie is dat Marcus de verhalen deels heeft verzonnen of geput uit legendevorming, maar dat hij een kern gebruikte met de oudste verhalen over Jesjoea de Nazoreeër en dat hij die grondig heeft herschreven. Hij deed dit ten eerste uit “politieke” overwegingen en ten tweede onder invloed van de vermenging die al had plaatsgevonden tussen de oorspronkelijke boodschap en leer van de beweging van de Nazoreeërs met hellenistische religieuze beelden.
De Q-bron en de uitspraken van Jezus
De schrijvers van Matteüs en Lukas hebben waarschijnlijk de tekst van het Evangelie van Marcus tot hun beschikking gehad. Daarnaast hebben ze eigen teksten die niet te herleiden zijn tot Marcus. De zogenaamde Q-hypothese stelt dat er een tweede gemeenschappelijke bron was die door Matteüs en Lukas werd gebruikt om hun evangelies samen te stellen.
Het verband tussen logia en de Q-bron
De gedeelten in Matteüs en Lukas die niet in Marcus voorkomen maar die ze wel gemeenschappelijk hebben, bestaan grotendeels uit uitspraken: “logia”. Dit leidt tot de conclusie dat er een gemeenschappelijke schriftelijke bron moet zijn geweest, die dus voornamelijk een verzameling van uitspraken en gezegden is geweest. De meesten gaan er daarbij vanuit dat deze uitspraken en gezegden van Jezus zelf zouden zijn geweest, maar zoals ik hieronder zal uitleggen, is dat niet zeker.
De belangrijkste kenmerken van de hypothetische Q-bron zijn:
- Gezegden van Jezus: De teksten die tot “Q” worden gerekend, bestaan vooral uit uitspraken en leringen van Jezus, zonder veel narratieve context. Het zijn vooral wijsheidsspreuken en uitspraken die gericht zijn op ethische kwesties en interpretatie van de Torah.
- Geen passie-narratief: Matteüs en Lukas hebben geen gemeenschappelijke aanvullingen op het passie-narratief. Dat wijst erop dat zij dat deel van het verhaal baseerden op de Marcus-bron en dat de Q-bron dus geen verhaal van het lijden en sterven van Jezus bevatte (zoals o.a. John Dominic Crossan heeft onderbouwd).
- Geen Paulinische visie op “Christus”: In de teksten waarvan gedacht wordt dat ze uit de Q-bron komen, wordt Jezus niet voorgesteld als Zoon van God die zijn leven geeft als offer voor de zonden.
De Q-bron (van het Duitse “Quelle”, wat “bron” betekent) bevat vooral uitspraken (“logia”) van Jezus. Nieuwtestamentische wetenschappers gebruiken de term “logia” voor uitspraken of gezegden die aan Jezus worden toegeschreven. Het Griekse woord “logia” (λόγια) betekent letterlijk “woorden” of “gezegden”.
Voorbeelden van logia die mogelijk uit de Q-bron stammen, zijn:
- De Bergrede (Matteüs 5:3-12 en Lucas 6:20-38)
- De Gouden Regel (Matteüs 7:12 en Lucas 6:31): “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.“
- Het Onze Vader (Matteüs 6:9-13 en Lucas 11:2-4)
Andere voorbeelden zijn:
Lukas 6:29: Heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen. Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt, ook je onderkleed niet. Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.
Matteüs 6:25-26: Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij?
Matteüs 7:7-11: Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om een brood vraagt, een steen zou geven? Of een slang, als het om een vis vraagt? Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan het goede geven aan wie hem daarom vragen.
Lukas 22:24: De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar.
John Dominic Crossan, nieuwtestamentgeleerde, zegt dat er in Q (de “logia” / uitsprakenteksten rond Jezus) niets te vinden is over de kruisiging of de opstanding van Jezus. De teksten in Matteüs en Lukas over kruisiging en opstanding zijn redacties of interpretaties van Marcus’ verhaal.
Verder bevatten de Q-uitspraken niets wat lijkt op de theologie van Paulus.
Er zijn aanwijzingen dat die “Spreukenbron” bestond uit Aramese teksten.
Had Q een Aramese oorsprong?
Robert L. Lindsey en David Flusser, beiden Israëlische wetenschappers gespecialiseerd in het vroege christendom en jodendom, hebben betoogd dat de zogenaamde “Spreuken-gedeelten” in het Evangelie volgens Lucas, die verondersteld worden deel uit te maken van de Q-bron, oorspronkelijk in het Aramees zijn geschreven en later zijn vertaald naar het Grieks. Ook dit zou wijzen op een vroege oorsprong.
De Q- of “logia”-gedeelten in Lukas en Matteüs (en daarnaast ook een aantal uitdrukkingen, zinnen en woordkeuzes in niet-Q-gedeelten in Matteüs) leveren bij vertaling van Grieks naar Aramees goed eerste-eeuws Aramees op. Bijvoorbeeld: “Hij sprak, zeggende…”. Dit zou wijzen op een Aramese oorsprong van de overleveringen en maakt het aannemelijker dat het om een geschreven bron ging.
Enkele kerkvaders beweren dat Matteüs oorspronkelijk in het Aramees was geschreven voordat het werd vertaald naar het Grieks. Vermoedelijk gaat het ook hier weer om bronnen en niet om de versie van Matteüs die we kennen (en die pas eind tweede eeuw zijn uiteindelijke vorm kreeg). Mogelijk heeft Matteüs naast Q nog een andere Aramese bron gehad [1].
In het Evangelie van Thomas, dat alleen uitspraken van Jezus bevat, zien we een aanwijzing voor het bestaan van een “spreukenbron” en een traditie die alleen die spreuken kende zonder de context over Jezus’ leven. Dit evangelie heeft enkele meer gnostische teksten en de datering is zeer onzeker, maar er zijn enkele geleerden die het heel vroeg dateren, zelfs rond 50 nC.
De Didache
Een tweede duidelijke aanwijzing voor het bestaan van de “spreukenbron” en traditie die alleen die spreuken kende zonder de context over Jezus’ leven, is de Didache, ook bekend als “Het Onderwijs van de Twaalf Apostelen”. Veel wetenschappers denken dat het pas rond de late 1e eeuw of vroege 2e eeuw nC is samengesteld, maar ik denk dat het een stuk eerder geschreven kan zijn, namelijk rond halverwege de eerste eeuw. De argumenten hiervoor werk ik hier uit.
Het woord Didache betekent in het Grieks “Onderwijs” en de status van het document ontleent zijn naam aan de eerste regel, die fungeert als titel “Het onderwijs van de Heer door de twaalf apostelen aan de volken.” Het werk is verdeeld in zestien hoofdstukken en was bedoeld als een “handboek” voor christelijke bekeerlingen. De eerste zes hoofdstukken geven een samenvatting van de christelijke ethiek op basis van de leringen van Jezus, verdeeld over “de Twee Wegen”: de weg van het leven en de weg van de dood. Het gaat over onderwerpen zoals gebed, eredienst, doop, vasten, avondmaal, zalving met olie en leiderschap.
Veel van de inhoud is vergelijkbaar met de “Bergrede” en de toespraak van Jezus in Lucas 6:17-49, dat wil zeggen, de fundamentele ethische leringen die Jezus volgens de evangeliën onderwezen zou hebben. Het begint met de twee “grote geboden”, om God lief te hebben en je naaste lief te hebben als jezelf, evenals een versie van de Gouden Regel: “En wat je niet wilt dat jou overkomt, doe dat een ander niet.” Het bevat veel geboden en vermaningen die lijken op die van Jezus in de evangeliën, vaak met toevoegingen die niet in onze evangeliën voorkomen. Maar het bevat ook uitspraken en leringen die niet in de evangeliën voorkomen maar er wel consistent mee zijn, zoals:
- “Laat uw gift zweten in uw handen totdat u weet aan wie het te geven.”
- “Hink niet op twee gedachten en spreek niet met een dubbele tong want een dubbele tong is een dodelijke val.”
- “Wees niet iemand die de handen uitstrekt om te ontvangen maar die ze intrekt als het op geven aankomt.”
- “Wijs de arme niet af maar hebt alle dingen gemeenschappelijk met uw broeders en zeg niet dat iets het uwe is. Immers, als jullie gemeenschap hebben in wat blijvend is, des te meer in het vergankelijke.”
Het lijkt er sterk op dat ook de Didache is ontleend aan de Q-bron. Ook dit is een aanwijzing dat de schrijvers van Matteüs en Lukas gebruik hebben gemaakt van een Spreukenbron.
Het Evangelie van Thomas
Ten slotte kan ook het Evangelie van Thomas gezien worden als een weergave van de “spreuken van Jezus” die in omloop waren. Sommige van de Jezus-uitspraken in het Evangelie van Thomas hebben een licht gnostisch karakter. Meestal wordt dit gezien als een gevolg van latere gnostische invloed in het christendom, die het gevolg was van vermenging van Joodse en hellenistische ideeën.
Een vraag die overblijft
We hebben dus enerzijds het gehelleniseerde Marcus-verhaal en anderzijds een Spreukenbron met wijsheidsuitspraken. Maar waarom hebben we geen verhalen over Jezus’ leven van zijn allereerste volgelingen, zoals Jakobus of Petrus?
Om hierop een antwoord te vinden, ga ik op deze website op zoek naar de historische Jesjoea en de vroege ontwikkeling van het christendom. Lees meer op de volgende pagina’s:
[1] Deze theorieën zijn niet algemeen aanvaard. Er zijn ook geleerden die deze theorieën betwisten en beweren dat Matteüs volledig in het Grieks is geschreven zonder directe afhankelijkheid van een Aramese bron.
Geef een reactie