De opstanding van Jezus valt uiteraard buiten een wetenschappelijke analyse. Toch blijft de vraag: Wat is er gebeurd? Want de verkondiging van de opstanding werd de kern van de overtuigingen voor de Paulische stroming in het christendom die de basis vormde voor de latere “orthodoxie”.
Het lege graf
Marcus 16:1-8 is het oorspronkelijke einde van het evangelie van Marcus. Het gedeelte na vers 8 komt alleen in latere handschriften voor. Zeer waarschijnlijk is deze tekst de oudste versie van het verhaal over wat er gebeurde na Jezus’ dood. Ik begin bij Marcus 15:42:
Toen de avond al gevallen was (het was de ‘voorbereidingsdag’, dat wil zeggen de dag voor de sabbat), kwam Josef uit Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte. Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus, die hij om het lichaam van Jezus vroeg. […] Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang. Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus en Salome geurige olie om hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret (of: de Nazoreeër) die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’
Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
Dat de vrouwen kwamen om het lichaam van Jezus te balsemen is hoogst onwaarschijnlijk. Ten eerste was het balsemen bedoeld tegen de stank en dit gebeurde uiteraard vóór een begrafenis. Ten tweede was het niet toegestaan voor vrouwen om een mannenlichaam te balsemen.
Eén plausibele theorie is dan ook dat Marcus een reden nodig had om iemand het lege graf te laten vinden. Gebaseerd op Paulus’ evangelie over Jezus die getransformeerd zou zijn tot een Hemels wezen, tronend aan Gods rechterhand, ondersteund door de verschijningen van “Christus” aan “de twaalf” en de “vijfhonderd” (1e brief aan de Korinthiërs 15), zou Marcus dan – in navolging van vele andere transformatiemythen [1] – een leeg graf in het verhaal hebben ingevoegd.
Tegen bovenstaande twee bezwaren is in te brengen dat de vrouwen door de snelle ontwikkelingen niet eerder tijd hadden gehad om balsem te kopen en dit niet op Sabbat konden doen, en dat ze de regel over het aanraken van een mannenlichaam mogelijk niet hielden. Dus laten we ook een andere mogelijkheid verkennen en ervan uitgaan dat de vrouwen werkelijk naar het graf zijn gegaan en dit leeg vonden. Voor de volledigheid voeg ik hieronder eerst vier latere weergaven van het verhaal toe, namelijk die van de evangeliën volgens Matteüs, Lukas, Johannes en Petrus:
Evangelie van Matteüs, hoofdstuk 28:1-10
Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer. De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. Kijk maar, dat is de plaats waar hij gelegen heeft. En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: “Hij is opgestaan uit de dood, en dit moeten jullie weten: hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je hem zien.” Dat is wat ik jullie te zeggen had.’
Ontzet en opgetogen verlieten ze haastig het graf om het aan zijn leerlingen te gaan vertellen. Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op hem toe, grepen zijn voeten vast en bewezen hem eer. Daarop zei Jezus: ‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze mij zien.’
Terwijl de vrouwen onderweg waren, gingen enkele van de bewakers naar de stad. Daar vertelden ze de hogepriesters alles wat er gebeurd was. Die vergaderden met de oudsten en besloten de soldaten een flinke som geld te geven en hun op te dragen: ‘Zeg maar: “Zijn leerlingen zijn ’s nachts gekomen en hebben hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen.” En mocht dit de prefect ter ore komen, dan zullen wij hem wel bepraten en ervoor zorgen dat jullie buiten schot blijven.’ Ze namen het geld aan en deden zoals hun was opgedragen. En tot op de dag van vandaag doet dit verhaal onder de Joden de ronde.
Evangelie van Lukas, hoofdstuk 23:55 – 24:12:
De vrouwen die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden Josef naar het graf om het te bekijken en om te zien hoe Jezus’ lichaam er werd neergelegd. Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht. Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn woorden.
Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet. Petrus echter stond op en rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering over wat er gebeurd was.
Evangelie van Johannes, hoofdstuk 20, verzen 1-10:
Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. De leerlingen gingen terug naar huis.
Evangelie van Petrus, hoofdstuk 9, verzen 55-60 (deels eigen vertaling uit het Engels):
Vroeg op de Dag van de Heer nam Maria Magdalena – die, bang voor de Joden die ontvlamd waren in woede, niet de dingen gedaan had die vrouwen gewoon waren te doen aan hun geliefde doden – haar bevriende vrouwen mee en kwam bij het graf waar Hij was neergelegd. En zij waren bang dat de Joden hen zouden zien en zeiden: ‘We konden niet huilen en treuren op de dag dat Hij werd gekruisigd, dus laten wij dat nu doen bij zijn graf. Maar wie zal voor ons de steen wegrollen die voor het graf is gelegd, zodat we naar binnen kunnen en naast hem zitten om de voorgeschreven handelingen te doen? Want de steen is groot en we zijn bang dat iemand ons ziet. En als wij het niet kunnen, laten we dan de zaken die wij hebben meegenomen om hem te gedenken bij de deur achterlaten en huilen en treuren totdat we thuiskomen.
Zij (Maria Magdalena en andere vrouwen) vonden het graf geopend. En daar gekomen bogen ze neer en zagen een zekere jongeman gezeten in het midden van het graf, knap om te zien en gekleed in een prachtig kleed, die tegen hen zei: ‘Waarom zijn jullie gekomen? Wie zoeken jullie? Toch niet de gekruisigde? Hij is opgestaan en weggegaan. Maar als je niet gelooft, buig neer en zie de plaats waar Hij lag, want hij is niet hier. Want Hij is opgestaan en weggegaan naar waar Hij vandaan kwam.’ Toen vluchtten de vrouwen in angst.
Het was (laatste) dag van de ongezuurde broden (zeven dagen na het Pascha); en velen gingen terug naar hun huizen omdat het feest voorbij was. Maar wij, twaalf discipelen van de Heer, huilden en waren verdrietig; en allemaal gingen we, verdrietig over wat gebeurd was, terug naar onze huizen.
De kern van het verhaal
We zien de nodige verschillen tussen de vijf versies van het verhaal. De versie in het Evangelie van Petrus lijkt het meest op de versie van Marcus. Wat hier opvalt, is dat deze versie de gebeurtenis zeven dagen na het Pascha lijkt te plaatsen. Helemaal zeker is die interpretatie niet, maar het wordt er niet duidelijker op.
Voor de schrijver van “Johannes” was het blijkbaar belangrijk om Petrus en “de leerling van wie Jezus veel hield” in het verhaal in te voegen en dat Maria Magdalena alleen gaat. We vinden dit niet bij de anderen. Ook wordt hier de man in de witte kleding niet vermeld. Verder komt zijn versie behoorlijk overeen met die van Marcus.
De schrijver van Lukas vervangt de man in de witte kleding door “twee mannen in stralende gewaden” waarop de vrouwen “door schrik worden bevangen“. Ook hier wordt Petrus het verhaal in geschreven. Bij Lukas hebben de vrouwen de olie trouwens al wel in huis, maar blijven ze op Sabbat netjes thuis.
De schrijver van Matteüs doet er nog een flinke schep drama bovenop: “Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer.“
Ook voegt de schrijver direct maar een verschijning van Jezus toe aan het verhaal, die overigens door Paulus niet wordt genoemd in 1 Korinthe 15 en zeer waarschijnlijk niet historisch is.
Maar Matteüs beschrijft ook, als enige, dat onder de Joden het “verhaal” de ronde doet dat zijn volgelingen Jezus hebben weggehaald…
Als we de toevoegingen en special effects van het verhaal afhalen, houden we ongeveer dit over:
- Op de dag van de kruisiging vraagt ene Josef om het lichaam van Jezus.
- Onder toeziend oog van tenminste Maria Magdalena en Maria “de moeder” (waarschijnlijk de moeder van Jezus zelf en van Jakobus, Joses (kleine Josef) en Salome) wordt het lichaam van Jezus door Josef in een rotsgraf gelegd en laat dit met een grote steen blokkeren.
- De vrouwen, onder wie tenminste de twee die ook bij de graflegging aanwezig waren, gaan op zondagochtend naar het graf en vinden het geopend (de steen is weggerold). In het graf is een (jonge)man in witte kleding die hen zegt dat Jezus niet meer in het graf is.
- De vrouwen gaan verschrikt weg.
- Onder de Joden gaat het verhaal rond dat Jezus’ volgelingen zijn lichaam hebben weggehaald.
Een paar vragen blijven over: Wat voor graf wordt hier gebruikt? Een rotsgraf met een steen was doorgaans een graf voor de rijken. Josef wordt neergezet als “een vooraanstaand raadsheer” en het evangelie volgens Lukas noemt hem rijk. En wat moeten we met de man in witte kleding? Matteüs maakt van hem een engel, Lukas “twee mannen in stralende gewaden”, maar de anderen spreken over een man.
Naar mijn idee moet de man in de witte kleding, later gepromoveerd tot engel, een Esseen geweest zijn, want van deze groepering noemen Josephus en Philo allebei dat ze witte kleding droegen. De opvallende verbanden tussen Jesjoea met de Essenen en met de Qumran-gemeenschap heb ik al laten zien.
Twee mogelijke verklaringen
Op grond van de kern van het verhaal zijn wat mij betreft de volgende verklaringen mogelijk:
- Dr. James Tabor denkt dat Josef het lichaam van Jezus in een ongebruikt tijdelijk graf in de buurt van Golgotha heeft gelegd en dit liet blokkeren tot na het Paasfeest en de Sabbat. Zaterdagavond zouden dan leden van de partij / groep van Josef het lichaam hebben meegenomen om het te begraven in een permanent graf, waarschijnlijk op het landgoed van Josef. Maria Magdalena en de andere vrouw(en) hebben weliswaar gezien waar Jezus werd begraven (Marcus 15:47), maar stonden niet in contact met Josef van Arimathea. Ze kwamen vervolgens op zondagochtend bij het eerste graf en vonden de steen opzij geschoven en het graf leeg, omdat Jezus’ lichaam is verplaatst door leden van de partij van Josef:
“Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’” (Johannes 20:2)
Welke partij dit geweest zou zijn, noemt Tabor niet en hij legt ook niet het verband tussen de man in de witte kleding en de Essenen. Het is onwaarschijnlijk dat een Esseen een “vooraanstaand raadsheer” (Marcus 15:43) geweest zou zijn, dus de partij van Josef moet dan een andere partij geweest zijn. - Het Evangelie volgens Matteüs vertelt precies wat er gebeurd is maar kwalificeert dit als een verzonnen verhaal: Zijn volgelingen hebben hem weggehaald.
De man in de witte kleding was een Esseen, maar van een andere tak van de Essenen dan de Nazoreeërs van Jesjoea of in ieder geval van een groep die niet in direct contact stond met de Twaalf. De partij of groep van Josef heeft het lichaam niet weggehaald (zoals James Tabor concludeert), want Josef begroef het lichaam samen met de Maria’s (waarvan de ene zeer waarschijnlijk Jesjoea’s moeder was). De Maria’s stonden in dit scenario dus wél in contact met Josef “die uit Arimathea kwam” (die door Charles Vergeer zelfs als Jesjoea’s vader wordt geïdentificeerd) en zouden het geweten hebben als die het lichaam uit het graf had laten halen.
Dus: Jesjoea’s lichaam werd begraven door zijn naaste familie en vervolgens hebben de Essenen, die door andere Joden wellicht gezien werden als volgelingen van Jesjoea maar dat niet waren, zijn lichaam weggehaald uit het graf. Naar de motivatie hiervoor kunnen we alleen maar gissen, maar dit scenario bevestigt het verhaal dat volgens “Matteüs” in Jeruzalem werd rondverteld. - Een derde mogelijkheid is de “schijntheorie” of “swoon theory”. Deze theorie stelt dat Jezus niet daadwerkelijk stierf aan het kruis, maar in plaats daarvan bewusteloos of in een diepe coma raakte (een “swoon”), omdat hij relatief kort aan het kruis hing. Sommige voorstanders van deze theorie denken dat Josef de Romeinen omgekocht heeft om Jezus vroegtijdig van het kruis te halen. Jezus werd dus levend van het kruis gehaald en in het graf gelegd. Vervolgens zouden “geheim agenten” van de Essenen hem uit het graf gehaald hebben en hem hebben laten verplegen in een Esseense gemeenschap. Hier zou hij weer bij bewustzijn zijn gekomen, waarna hij aan zijn volgelingen verscheen, wat zij interpreteerden als zijn opstanding uit de dood. De vrouwen vonden het lege graf met de man in de witte kleding.
Verschijningen
Als we het Evangelie volgens Petrus volgen, bleven de volgelingen van Jezus daarna de zeven dagen van het feest van de ongezuurde broden treuren en gaan dan terug naar Galilea. Daar ervaren ze “verschijningen” van Jezus. Deze verschijningen worden in Lukas en nog sterker in het Evangelie volgens Johannes beschreven als fysieke ontmoetingen. Met name Johannes, het laatste evangelie, doet moeite om te onderstrepen dat Jezus fysiek zou zijn opgestaan, met zijn verhaal over Thomas die de wonden aanraakt en Jezus die met zijn volgelingen eet.
Maar de belangrijkste bron voor het verhaal over de opstanding zijn niet de evangeliën. Zoals ik betoogd heb in Waarom de evangeliën geen betrouwbare historische bronnen zijn, moeten we erg voorzichtig zijn om de evangeliën als historisch te lezen. In dit geval moeten we begrijpen dat het pas vele decennia later belangrijk werd om van Jezus opstanding een fysieke opstanding te maken, tegenover de gnostici die het lichamelijke menszijn van Jezus volledig in twijfel trokken. De vroegste christelijke tekst over de opstanding is echter Paulus’ Eerste Brief aan de Korinthiërs, hoofdstuk 15:3-7.
In 1 Korinthe 15 3-7 heeft Paulus het over “verschijningen” (ὤφθη: oophthè) van Christus aan Petrus en anderen. Hij stelt deze gelijk aan de verschijning aan hemzelf, die uiteraard ook een geest(elijke) verschijning is geweest. Paulus schrijft dat Christus gestorven, begraven en opgewekt is “volgens de Schriften” (κατὰ τὰς γραφάς: kata tas graphas). Traditioneel is dit uitgelegd als een vervulling van een profetie. Het zou dan gaan om Hosea 6. Daar gaat het echter niet om één mens, maar staat: “Hij zal ons doen opstaan”. “Kata tas graphas” lijkt erop te wijzen dat het gaat om een “geestelijke werkelijkheid” waar de hemelse Christus is opgestaan. Zoals betoogd in “Jezus, mythe of historie?” gaat het Paulus in zijn brieven vrijwel nergens om een historische mens Jezus.
De teksten over de verschijningen in dit hoofdstuk zijn een inleiding op een uiteenzetting over de “opstanding” van alle mensen waarover hij schrijft: “Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt.” (1 Kor. 15:44)
De opstanding gaat dus over een geestelijke werkelijkheid en het “zien van de opgestane Jezus” is een “geestelijke herkenning”. In hoeverre komt dit overeen met de evangelieverhalen?
Hoewel Johannes zoals gezegd met nadruk probeert er een lichamelijke opstanding van te maken, wijst o.a. het verhaal van de Emmaüsgangers (Luc. 24.13-35, mogelijk gebaseerd op Odysseus) maar ook Joh. 21:14 in de richting van een geestverschijning: zij herkenden Jezus pas aan het breken van het brood. Dat is onbegrijpelijk wanneer het verhaal het verslag van een gebeurtenis zou zijn.
Overigens toont James Tabor ook aan dat naar alle waarschijnlijkheid de eerste verschijningen aan de volgelingen van Jezus pas enige tijd na zijn dood in Galilea plaatsvonden:
De eerdere teksten (Marcus, Matteüs) zijn het erover eens dat de discipelen Jezus pas in Galilea tegenkwamen, enige tijd nadat het lege graf was ontdekt. Er wordt hun daadwerkelijk verteld dat ze naar Galilea moesten gaan, waar ze hem zullen zien. Aangezien ze Jeruzalem pas zouden hebben verlaten nadat het acht dagen durende Pesachfeest was afgelopen, zouden hun ervaringen enkele weken na Jezus’ dood zijn geweest. Matteüs’ verslag geeft aan dat welke ontmoeting ze ook hadden, het meer visionair van aard was en onderhevig aan twijfel (Mat 28:17). Als een soort addendum op deze Galilea-traditie geven het Evangelie van Petrus en de Appendix van het Evangelie van Johannes, hoewel ze later geschreven zijn, aan dat Petrus en de anderen terugkeerden naar hun huizen in Galilea en dat Petrus en zijn broer Andreas hun vissersbedrijf hervatten. […]
Het is ook moeilijk voor te stellen dat een tekst als het einde van het Evangelie van Petrus zelfs maar zou bestaan, tenzij het gerelateerd zou zijn aan een sterke traditie van de herinnering aan de wanhoop en het verdriet van de discipelen na Jezus’ dood, toen ze terugkeerden naar hun roeping in Galilea, en de hoop opgaven. Het is geen stichtelijk verhaal, maar wel een realistisch verhaal, en het past bij ons eerdere bewijs. [2]
Dat het ging om geestverschijningen komt overeen met het feit dat in het Jodendom ‘opstanding’ nooit als een lichamelijke, maar altijd als een geestelijke opstanding gezien werd. In het Jodendom zien we oorspronkelijk het idee dat de levensadem verder leeft in de hemel bij God (Prediker 12:7).
Dit idee ligt nog dicht bij het denken van veel culten uit die tijd en eeuwen ervoor, dat de dood een zonsondergang was gevolgd door een geestelijke zonsopgang, als een zaad dat sterft en weer levend wordt in andere vorm. Later zien we in het Jodendom ook het idee van een laatste oordeel waarvoor de doden (“zij die slapen in het stof”) uit het dodenrijk worden opgewekt (Daniël 12:2). In 2 Makkabeeën 7:9 zien we het idee dat God degenen die “voor zijn wetten sterven” zal doen opstaan tot nieuw leven.
Dit heeft echter niets te maken met het opnieuw tot leven komen van het aardse lichaam van de gestorvene. Het vervolg van hoofdstuk 15 van Paulus’ eerste brief aan de Korinthiërs (de oudste bron over de “opstanding”), laat duidelijk zien dat het daar niet om gaat:
Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest.
1 Korinthiërs 15:44-45
De evangelieschrijvers hebben van het oorspronkelijke verhaal een “transformatiemythe” gemaakt. De schakel van “leeg graf” – “verschijningen” of getuigenissen van verschijningen – “hemelvaart” komt veelvuldig voor in de greco-romeinse mythologie (Odysseus), verering van mythische helden (Alexander, Romulus) en verering van overleden keizers (Caesar, Augustus).
De verschijningen van Jezus kunnen dus vergeleken worden met andere verschijningen als Mariaverschijningen en talloze andere verschijningen die door andere religies of cultaanhangers zijn gerapporteerd. In het geval van de volgelingen van Jezus kunnen dit “postmortale ervaringen” geweest zijn [3].
[1] Miller, R. C. (2014). Resurrection and Reception in Early Christianity. Routledge.
[2] Tabor, J. D. (2012). Paul and Jesus: How the Apostle Transformed Christianity. Simon & Schuster.
[3] Lommel, P. van (2007) Eindeloos bewustzijn.
Geef een reactie