Opgegroeid in een 20e-eeuwse fundamentalistische evangelische kerk, ben ik tot voorbij mijn 30e levensjaar overtuigd geweest van de historiciteit, betrouwbaarheid en waarheid van het Nieuwe Testament. Het was voor mij en mijn geloofsgenoten een door God gegeven boek waarin alles met elkaar klopte. De opvattingen van de schrijvers weerspiegelden Gods wil en Gods waarheid. De verhalen waren betrouwbaar en de voorschriften zouden ook in onze tijd nageleefd moeten worden.
Er zijn verschillende aspecten die ervoor gezorgd hebben dat ik ging twijfelen aan de traditioneel evangelisch-protestantse geloofsopvattingen die ik had.
Het begon met twijfels over de Bijbel.
De onbetrouwbare Bijbel
Mijn vertrouwen in de betrouwbaarheid, historiciteit en universele geldigheid van de Bijbel is geleidelijk aan gesneuveld. Ik kwam er langzaam achter dat de Bijbel veel gegevens bevat die als feitelijk lijken te zijn opgeschreven, maar die met elkaar of met wetenschappelijke gegevens in tegenspraak zijn. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat de Bijbel over een periode van minstens 1.500 jaar door minstens 40 verschillende schrijvers (en waarschijnlijk veel meer) is geschreven, dat hele delen veel later zijn geschreven dan de gebeurtenissen plaatsvonden waarover ze verhalen, dat de genres uiteenlopen en dat de meeste “boeken” niet geschreven zijn met het doel om informatie over te brengen maar met het doel om een boodschap door te geven. Het hoeft ook niet zo’n probleem te zijn, want je kunt prima in God en zelfs in Jezus en in bepaalde christelijke dogma’s geloven zonder de Bijbel als volledig letterlijk waar(gebeurd) te nemen.
Liefdeloosheid in de Bijbel
Lastiger werd het toen ik steeds meer ervaarde dat “woorden van God” en voorschriften in de Bijbel in tegenspraak zijn met wat ik heb leren kennen als goed en liefdevol. Ten eerste in het Oude Testament: Hoe kan het dat een liefdevolle God oproept om volksgenoten te stenigen (Leviticus) of om een ander volk compleet uit te moorden (Numeri)? Om kinderen met een roede te slaan (Spreuken)? Goed, misschien dan het Oude Testament minder serieus nemen. Maar ook met het Nieuwe Testament kwam ik in de problemen: Denk aan het verhaal van Ananias en Saffira, maar ook aan de ondergeschikte positie van de vrouw (2000 jaar geleden niet vreemd maar nu wel) en de manier waarop geschreven wordt over homoseksualiteit. Ik kon steeds moeilijker geloven dat dit nu werkelijk goed was.
Zonde en schuld
Een ander aspect was het denken over zonde en schuld. Ik heb geworsteld met bijvoorbeeld uitingen van mijn seksualiteit, maar ook met iets als “kwaad worden”, uitingen die onder het kopje “zonde” vielen. Het was een cyclus van: de fout in gaan, mezelf veroordelen, schuldgevoel, belijden aan God en “vergeving ervaren” tot aan de volgende fout. Een cyclus die, zo weet ik nu, zichzelf juist door het oordeel, het taboe en het schuldgevoel in stand houdt.
Een goede boodschap?!
Ook de theologie over het “offer” van Jezus / Christus kwam steeds verder van me af te staan. Het evangelie van Jezus zou zijn: “God is boos en om zijn woede af te kopen wil Hij bloed zien”. Wat een vreemde gedachtegang was dat eigenlijk. De Schepper van alles kan niet zonder vergelding vergeven? Natuurlijk, ik weet hoe het verder gaat, dat hij zijn Zoon gaf om de vergelding te dragen, maar als het probleem absurd is, dan is de oplossing niet ineens beter. Hoezo was dit een “blijde”/”goede” boodschap (evangelie)?
Ego’s in de kerk
Met dit soort twijfels leefde ik toen er in de kerk die ik bezocht ruzie en verwijdering ging spelen. Natuurlijk was me al lang opgevallen dat de meeste christenen niet ineens geweldige mensen waren na hun bekering, maar ik dacht toch stiekem wel dat we een beetje beter waren dan de anderen of in ieder geval de juiste “gids” hadden. Dat bleek niet het geval. We bleken roddelaars en ruziemakers en sommigen bleken Grote Ego’s die hun eigen rechtlijnigheid belangrijker vonden dan mensen en die geen ruimte in zichzelf vonden om de ander ruimte te geven.
Ook dit is achteraf allemaal heel begrijpelijk, want gewoon menselijk. Maar het deed opnieuw afbreuk aan mijn vertrouwen in de Bijbel en de kerk.
Rond 2010 ben ik gestopt met het bezoeken van een kerk. Ik had in de jaren daarvoor al steeds meer vragen, maar in die periode werd ik meer en meer geconfronteerd met de vraag “wat geloof je nou echt zelf?”. Dat was niets meer wat leek op wat ik in protestants-evangelische kerken en gemeenten vond en ik kreeg de woorden van de evangelische liederen niet meer mijn lippen over. En in vrijzinnige kerken spraken de vormen mij niet aan.
Vanaf toen heb ik steeds meer “geloofsopvattingen” losgelaten. Natuurlijk was er in het begin veel pijn en was het verlies van de “vaste grond” van geloofsopvattingen en van de gemeenschap van de kerk moeilijk. Maar meer en meer voelde ik ook dat er een last van me afviel: ik hoefde niets meer te geloven wat ik niet meer kón geloven.
Maar wat er overbleef, was ook niet helemaal niets.
Wat er overbleef
Wat geleidelijk in de plaats is gekomen voor mijn oude “geloofsopvattingen” is moeilijker in woorden te vatten. Het is een vertrouwen. Het is hoop en geloof dat liefde het enige is wat telt, het enige wat ons echt kan veranderen. Door een aantal bijzondere ervaringen geloof ik ook (opnieuw maar heel anders dan vroeger) dat er een “Bron” is van waaruit die liefde voortkomt en dat die Bron diep in ons ook aanwezig is c.q. dat er “iets” in ons is waarmee we contact kunnen maken met die Bron. Het heeft alles te maken met echt kijken naar jezelf en anderen, met mildheid en vergeving (genade), maar niets met een schemaatje om “gered” te worden.
Ik beleef een religieuze viering (wel of niet christelijk) nu vooral als symboliek. Handelingen, uitingen en woorden die symbool staan voor een onzichtbare werkelijkheid. Pogingen om die werkelijkheid te ervaren. Allemaal heel menselijk (hoe kan het ook anders!). Sommige symbolen herken ik, andere niet. Op die manier ben ik ook weer milder gaan kijken naar wat er in kerken gebeurt (hoewel dogmatische uitspraken me nog steeds kunnen irriteren).
Hernieuwde interesse in de oorsprong
Toch bleef de vraag sluimeren: Wat is er dan waar van het verhaal over Jezus? En hoe zit het met die opstanding? Ik ging op zoek. Ik volgde mythicisten en las “On the historicity of Jesus” van Richard Carrier. Hoewel niet geheel overtuigd, hield ik serieus rekening met de mogelijkheid dat er nooit een historische Jezus bestaan heeft. Maar ik zocht verder.
Deze website is een weerslag van wat ik in mijn zoektocht heb ontdekt. Die zoektocht is niet eenvoudig, zoals je kunt zien aan de enorme hoeveelheid boeken en studies die de afgelopen twee eeuwen over “de echte Jezus” zijn gepubliceerd. Albert Schweitzer schreef over het “Jezus-onderzoek”:
De historische gestalte van Jezus van Nazareth is altijd meer of minder verdwenen achter de geloofsgetuigenissen over hem. Wat we zien is eerder een beeld van de christelijke gemeenschap en haar geloof in Jezus dan een duidelijk historisch portret van de man zelf. Deze geloofsgetuigenissen zijn gevormd door de overtuigingen, behoeften en interpretaties van de vroege christenen, waardoor het moeilijk is om de ware historische Jezus te onderscheiden van de Jezus zoals hij in latere tradities wordt gepresenteerd.
Schweitzer, A. (1969). De zoektocht naar de historische Jezus. Het Spectrum. (Origineel: Geschichte der Leben-Jesu-Forschung, 1906).
[…]
De vraag ‘Wie is Hij?’ heeft elke generatie geroepen, en geen enkel antwoord is ooit volledig genoeg geweest om deze vraag te begraven.
Mijn schrijfsels op deze website bieden ook niet het definitieve antwoord. Het zijn mijn conclusies op grond van alle gegevens die ik heb kunnen vinden. Uiteraard mis ik gegevens. Uiteraard is mijn bril gekleurd, zoals dat voor iedereen geldt. Zoals dat voor elke vorm van historisch onderzoek geldt, kan ik hoogstens aangeven wat ik als het meest plausibel zie. Over wat zich 2000 jaar geleden precies heeft afgespeeld, kunnen we heel weinig met zekerheid zeggen.
Reageer gerust op mijn artikelen. Ik laat me graag aanscherpen.
Geef een reactie