Geen buitenchristelijke bronnen en geen ooggetuigen

Geen buitenchristelijke bronnen voor de grootsheid van Jezus’ leven

In Waarom de evangeliën geen betrouwbare historische bronnen zijn liet ik zien dat er veel tegenstrijdigheden zijn tussen en binnen de evangelieteksten en dat belangrijke verhalen historisch onwaarschijnlijk tot onmogelijk zijn.

Een ander probleem met de opvatting dat de evangeliën historische geschriften zouden zijn, is dat ze niet door objectieve historische bronnen bevestigd worden.

Er is geen enkele tekst over Jezus’ leven uit de jaren 30 en 40. Philo van Alexandrië (20 vC – 45 nC) die jaarlijks Jeruzalem bezocht, Justus van Tiberias, Plinius de Oudere, Plinius de Jongere en Seneca de Jongere maken geen enkele toespeling op het leven van Jezus, op de gebeurtenissen waarin hij betrokken raakte of op de wonderen die hij verrichtte.

De eerste buitenchristelijke vermeldingen over Jezus vinden we pas na 90 bij Josephus en rond 110 nC bij Tacitus. Daarnaast is er een verwijzing naar “de wijze koning” in de Brief van Mara bar-Serapion (die zoals ik zal beargumenteren naar mijn mening niet gaat over de periode rond 30 nC en dus niet over Jezus).

Maar Jezus zou zieken hebben genezen, doden opgewekt hebben, zijn kruisiging zou voor een zonsverduistering en aardbeving gezorgd hebben, en zijn opstanding zou voor de opstanding van een heleboel doden gezorgd hebben die vervolgens de stad Jeruzalem inliepen. De opgestane Jezus zou vervolgens enkele dagen later verschenen zijn aan in totaal honderden mensen.

Geen enkele tijdgenoot noemt deze gebeurtenissen die toch grote indruk gemaakt zouden hebben, als ze echt gebeurd waren. Sterker nog: geen enkele buitenchristelijke bron vermeldt Jezus als een persoon van groot belang.

Geen ooggetuigenverslagen

We weten weinig tot niets over het schrijverschap van de evangeliën.

In de christelijke traditie wordt de schrijver van het Evangelie van Marcus gezien als Johannes Marcus, een assistent van Paulus en bovendien een vertrouweling van Petrus. Lukas wordt ook gezien als assistent van Paulus en Matteus en Johannes als leerlingen van Jezus. Maar dit is geen juiste voorstelling van zaken.

Het Marcusevangelie is oorspronkelijk anoniem overgeleverd. Het opschrift “Evangelie volgens Marcus” werd pas later toegevoegd. De evangeliën werden niet in het Aramees geschreven maar in het Grieks en uit de kwaliteit van het Grieks van de evangeliën (m.n. Lukas) moeten we concluderen dat ze geschreven zijn door zeer ontwikkelde mensen. Volgens Dr. Robyn F. Walsh (University of Miami) werden ze zelfs geschreven door de elite.

Sommigen menen dat er een Aramees “Evangelie van Matteüs” geweest is, maar dit is onzeker en als het bestaan heeft, had het waarschijnlijk een andere inhoud dan het evangelie dat wij kennen.

Alles wijst erop dat de uiteindelijke schrijvers geen ooggetuigen waren, maar veel later schreven. Mogelijk hadden ze wel oudere bronnen, maar ze waren er zelf niet bij. Ze waren duidelijk ook geen vissers. De drie synoptische evangeliën (Matteüs, Marcus, Lukas) hebben veel overeenkomsten en die overeenkomstige delen maken gebruik van exact dezelfde bewoordingen, soms op details aangepast. De rést van de teksten in hun evangeliën zijn vervolgens juist weer erg in tegenspraak met elkaar. Ze hadden waarschijnlijk deels (een) gezamenlijke bron(nen) en daarnaast van elkaar verschillende bronnen. Veel wetenschappers veronderstellen dat er twee brondocumenten waren waarvan Lukas en Mattëus gebruik gemaakt hebben: 1. een vroege versie van Marcus en 2. een orale of schriftelijke “spreukenbron” (Q).

Lees meer over de Spreukenbron (Q).

Verder naar: De geschiedenis van de vier canonieke evangeliën

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *