Het boek “Handelingen der Apostelen” hoorde er in de canon van Marcion (rond 130) nog niet bij, er waren geen brieven van andere apostelen en ook het boek Openbaring wordt nog niet genoemd. De eerste bekende vermelding van de Handelingen der Apostelen in de christelijke literatuur is te vinden bij Irenaeus. Hij verwees naar de Handelingen in zijn geschriften die dateren van rond het einde van de 2e eeuw, waarschijnlijk tussen 180 en 188 nC.
Het feit dat het Evangelie van Lukas en Handelingen gelijkaardige stijlkenmerken en taalkundige kenmerken hebben, is een duidelijke aanwijzing dat ze door dezelfde auteur zijn geschreven. Traditioneel ondersteunde dit argument een vroege datering (rond 70-80 nC), maar verschillende studies (o.a. Richard I. Pervo, 2006) hebben duidelijk gemaakt dat “Lukas – Handelingen” zoals wij dit kennen, pas in de tweede eeuw geschreven is. Dit verklaart ook waarom Handelingen pas eind tweede eeuw genoemd wordt en niet in de canon van Marcion voorkwam, terwijl Marcion veel waarde hechtte aan Paulus en Handelingen grotendeels verhalen over Paulus bevat.
Als argument vóór een vroege datering van Lukas en Handelingen of het standpunt dat deze geschriften gebaseerd zouden zijn op ooggetuigenverslagen, wordt traditioneel de nauwkeurigheid van de schrijver ten aanzien van de details aangevoerd. Dit is echter schijn. De schrijver lijkt inderdaad zijn best gedaan te hebben om nauwkeurig te lijken, maar op verschillende plaatsen slaat de schrijver de plank volledig mis (vooral in het Evangelie), zoals (al eerder genoemd) bij de volkstelling van Quirinius, maar bijvoorbeeld ook in Handelingen wat betreft de chronologie van de opstanden van Theudas en van Judas in Handelingen 5 (zie hieronder).
Waarschijnlijk heeft de schrijver van het Evangelie van Lukas teksten van Markus, de Q-bron én Marcion gebruikt en ook Handelingen is dan pas na 130 tot stand gekomen in haar huidige vorm.
Dit betekent niet dat Handelingen pure fictie is. Net als bij de evangeliën geldt dat het vermoedelijk gebaseerd op oudere bronnen, maar dat de schrijver die bronnen naar eigen inzicht heeft bewerkt en verwerkt in verhalen waarvan moeilijk meer te zeggen is wat er werkelijk gebeurd is.
Onbetrouwbaarheid van Handelingen
De schrijver van het boek Handelingen wil zijn lezers laten geloven dat er in alle opzichten volledige continuïteit en overeenstemming was tussen alle echte apostelen van Jezus, vooral tussen de oorspronkelijke discipelen en Paulus. Volgens Handelingen ontmoetten ze elkaar verschillende keren en waren ze het eens over alles. Paulus zelf schrijft echter vanuit zijn eigen gezag op basis van zijn openbaringen. Hij schrijft wel over enkele ontmoetingen met de andere apostelen maar die kloppen niet volledig met Handelingen en hij schrijft dat hij zijn “evangelie” niet van andere mensen heeft ontvangen. Hij brengt een leer die hij naar eigen zeggen rechtstreeks van God ontvangen heeft.
NT-wetenschapper Barton L. Mack schrijft in zijn werk “Who wrote the New Testament?: The making of the Christian myth”:
“In het algemeen zijn Lukas’ verhalen over Paulus missie aanvechtbaar. Zij werden verteld ter ondersteuning van Lucas’ eigen theorie over het begin van het christendom en stemmen niet overeen met wat Paulus zegt over dezelfde plaatsen en gebeurtenissen”.
Lucas’ verslagen komen inderdaad in een aantal gevallen niet overeen met de brieven van Paulus:
De bekering van Paulus:
- Handelingen 9:1-19: Het verslag van de bekering van Paulus op de weg naar Damascus wordt uitgebreid beschreven, inclusief een visioen van Jezus, de reactie van de metgezellen en de daaropvolgende ontmoeting met Ananias.
- Galaten 1:11-17: Paulus schrijft over zijn bekering alleen dat “God besloot zijn Zoon in mij te openbaren” en benadrukt dat hij niet door mensen is onderwezen. Hij schrijft niets over de gebeurtenissen die in Handelingen worden beschreven.
De ontmoeting met de andere apostelen:
- Handelingen 9:26-30: Lukas beschrijft hoe Paulus in Jeruzalem aankomt en wordt ontvangen door Barnabas, die hem aan de apostelen voorstelt.
In totaal worden in Handelingen maar liefst vijf bezoeken van Paulus aan Jeruzalem verteld en is zijn bezoek voor de “apostelvergadering” het derde bezoek. - Galaten 1:18-19: Paulus vermeldt dat hij pas drie jaar na zijn bekering naar Jeruzalem ging en slechts Jakobus, de broer van de Heer, ontmoette, wat impliceert dat hij niet met de andere apostelen in contact kwam. En volgens professor Markus Vincent komt dit gedeelte niet eens voor in de eerste versie van Galaten, wat zou kunnen betekenen dat Paulus Jakobus pas na 14 jaar ontmoette.
Ook als we deze eerste wel meetellen, noemt Paulus zelf slechts drie bezoeken aan Jeruzalem (dus geen vijf) en noemt hij zijn bezoek voor de “apostelvergadering” expliciet zijn tweede bezoek (Galaten 2:1).
Andere verschillen:
- Handelingen 8 zegt dat Paulus de gemeenten in Judea en Samaria vervolgd zou hebben. Maar Paulus zegt in Galaten 1:21-22 dat de gemeenten in Judea hem nog nooit ontmoet hadden, wat Handelingen 8 tegenspreekt. (Hoewel ook dit gedeelte volgens prof. Markus Vincent ontbreekt bij Marcion).
- Handelingen 17 zegt dat Paulus alleen naar Athene reisde. Maar Paulus schrijft zelf in 1 Thessalonicenzen 3 dat Timotheüs met hem meeging en dat hij hem vanuit Athene terugstuurde naar Thessalonica.
- De verhalen in Handelingen zeggen dat de gemeenten die Paulus stichtte en bezocht, bestonden uit zowel Joden als heidenen. Paulus zelf zegt dit nergens. Hij schrijft aan de gemeenten in Thesssalonica en Korinthe over hun bekering van de afgoden tot God, wat erop wijst dat ze voorheen andere goden aanbaden en noemt zichzelf expliciet de “apostel van de heidenen”.
Verder bevat Handelingen teksten die niet overeenkomen met andere bronnen. Met name zien we een anti-Joodse en pro-Romeinse tendens die niet past bij de werkelijke oorspronkelijke Jezus-beweging:
- In diverse toespraken in Handelingen wordt de Joden de schuld van Jezus’ dood in de schoenen geschoven. Hoewel dit in de evangeliën enigszins wordt “onderbouwd”, kan dit niet historisch zijn. De Romeinen kruisigden hen die in opstand kwamen tegen hun gezag, niet iemand die een religieus conflict had met de Joodse religieuze leiders. Religieuze conflicten waren aan de orde van de dag en de Romeinse strategie was: verdeel en heers.
De tendens om de Joden de schuld te geven, is later in het christendom ontstaan, toen heidense christenen in conflict kwamen met de oorspronkelijke Joodse beweging. - Het personage dat als ‘Cornelius’ wordt beschreven, is duidelijk niet historisch. Als het al mogelijk zou zijn dat een ”een rechtvaardig man die God vereert” (10:22) centurio zou zijn van een Romeinse legereenheid (wat al heel ongeloofwaardig is), dan gold dat in die tijd zeker niet voor de centurio van het keizerlijke regiment in Palestina. Deze legereenheid was namelijk wreder dan welke andere Romeinse eenheid dan ook en die wreedheid was één van de hoofdoorzaken van de Joodse Opstand. Het was zelfs zo erg dat toen Titus, die niet bepaald bekendstond om zijn zorg voor de Joden, in 70 nC de rust in het land had hersteld, dit “Caesareanse” of “Italiaanse” regiment als eerste werd verbannen vanwege die ongeremde wreedheid.
De schrijver draait deze feiten volledig om. - Handelingen 10:28: “Hij zei tegen hen: ‘U weet dat het Joden verboden is met niet-Joden om te gaan en dat ze niet bij hen aan huis mogen komen, maar God heeft me duidelijk gemaakt dat ik geen enkel mens als verwerpelijk of onrein mag beschouwen.” Dit kan niet geschreven zijn door een Jood of iemand met kennis van de Torah. De manier waarop ‘rein’ en ‘onrein’ werd gezien was veel complexer dan dit. Wat hier doorklinkt is de manier waarop een niet-Jood, een buitenstaander en tegenstander van Torah-getrouwheid kijkt naar het gedrag van Joden.
Ook komen in Handelingen beschrijvingen voor die strijdig zijn met historische gegevens of andere teksten:
- Handelingen 5:36-37: “Enige tijd geleden wierp Teudas zich op als een man die het volk zou leiden, en ongeveer vierhonderd mensen sloten zich bij hem aan; hij werd gedood, zijn aanhang viel uiteen en verdween in het niets.37Na hem was er Judas de Galileeër, die ten tijde van de volkstelling met zijn volgelingen in opstand kwam“.
De schrijver plaatst de opstand van Teudas vóór die van Judas, terwijl die van Teudas in 44 nC plaatsvond en die van Judas de Galileeër in 6 nC (wat wel weer klopt met “de dagen van de volkstelling”). - In de “toespraak van Stefanus” in Handelingen 7 zegt ‘Stefanus’ dat Abraham een graf kocht in Sichem van de zonen van Hamor en dat “Jakob en de vaderen” daar begraven werden. Dit is een verwarring van twee teksten namelijk Genesis 23:17–20, waar staat dat Abraham zijn graf (de spelonk van Machpela) kocht van Efron de Hethiet in Hebron (niet in Sichem) en Jozua 24:32 waar staat dat de beenderen van Jozef werden begraven in Sichem, op een stuk grond dat was gekocht door Jakob, van de zonen van Hamor.
Dit laat zien dat de auteur de Hebreeuwse Bijbel onvoldoende kende of die onnauwkeurig gebruikte. Het roept ook vragen op over de historische betrouwbaarheid van het hele verhaal van de steniging van Stefanus, in ieder geval wat betreft de toespraak. - Handelingen 15:16–17 citeert Amos 9:11–12 (in de rede van Jakobus bij het apostelconcilie): “…zodat de rest van de mensen de Heer zoekt, en alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen…” Dit is een citaat uit de Septuaginta-versie van Amos, die sterk afwijkt van de Hebreeuwse tekst. In de Masoretische tekst staat iets heel anders: het gaat daar niet om “heidenen die de Heer zoeken”, maar over Israël dat de “rest van Edom en alle naties” bezit. De Septuaginta-variant past beter bij de inclusieve theologie van Lucas, maar verdraait de oorspronkelijke Hebreeuwse betekenis.
- Hand. 1:18 vs. Matt. 27:5: In Mattheüs staat dat Judas zichzelf ophing en dat de priesters het veld kopen. In Handelingen staat dat Judas voorover viel waarna zijn lichaam openbarstte, en dat Judas het veld zelf gekocht had.
- Dat Felix en Festus in Handelingen 23-26 als procuratoren worden genoemd, is waarschijnlijk historisch onjuist, aangezien we in Romeinse bronnen hiervan geen bevestiging vinden.
Een goede verklaring voor dit soort “missers” is dat de latere theologie van de kerk die buiten Palestina tot bloei kwam, achteraf wordt ingevoegd in de vroege geschiedenis van de beweging die in Palestina ontstond. Handelingen is vermoedelijk geschreven door een auteur in de tweede eeuw die oudere teksten gebruikte.
Het laatste deel van Handelingen (hoofdstuk 16 en vanaf hoofdstuk 20) lijkt een ooggetuigenverslag te zijn, omdat dit vanuit de “wij”-vorm is geschreven. Hoewel dit niet noodzakelijk betekent dat alles vanaf Handelingen 20 waargebeurd is en ook niet dat alles voor Handelingen 20 fictie is, hebben we na hoofdstuk 20 wat meer vaste grond onder de voeten en een argument voor het standpunt dat deze teksten daadwerkelijk zijn overgeleverd door een metgezel van Paulus, die mogelijk Lukas heette.
Het is dus waarschijnlijk dat ook de verhalen en reisverslagen uit Handelingen mondeling of (deels) schriftelijk (wel of niet dankzij iemand die Lukas heette) zijn overgeleverd, met legendevorming zijn aangevuld en pas tussen 130 en 170 hun uiteindelijke vorm hebben gekregen.
Omdat er zoveel tegenstrijdigheden zijn tussen Handelingen enerzijds en de brieven van Paulus, andere bronnen en historische gegevens anderzijds, is het moeilijk om nog te achterhalen wat er werkelijk is gebeurd.
Lees verder:
Geef een reactie